Een leven lang Jong is een personificatie over eeuwig jong zijn. Een jong meisje groeit uit tot volwassen vrouw met al haar positieve en negatieve kanten. Jong zijn lijkt niet oneindig, maar toch gaat Jong nooit voorbij.

Een leven lang Jong

Jong zweeft in haar regenboogkleurig jurkje langs het firmament. Het lange blonde haar wappert in strengen achter haar aan. De welgevormde benen zwieren in de lucht. Ze vliegt van feest naar feest – fragiel, frêle – met een aandoenlijke bravoure. Haar tere vleugeltjes langzaam spreidend. Een glimlach om haar welgevormde lippen; ze heft haar toverstokje. Bloemen ontluiken, knoppen ontspringen, bladeren ontvouwen. En ook de dieren laten van zich horen.

Overal waar ze komt, blijven mensen bewonderend naar haar staan kijken; net zo lang totdat ze compleet uit het zicht verdwenen is. Schoonheid is al wat wordt gezien. Na afloop staren sommigen wat weemoedig voor zich uit. Jong gaat zo snel voorbij.

Jong lijkt niets te wegen. Soepel en veerkrachtig beweegt ze zich voort, totaal onwetend over wat haar verschijning heeft teweeggebracht. Schijnbaar ongenaakbaar vervolgt ze haar weg, als een onfeilbaar fenomeen.

Toch was ook Jong in het begin wat onbeholpen. Ze kon niet praten en niet lopen. Pas na een verblijf van een jaar op aarde zette ze haar eerste onzekere stapjes en het duurde daarna zeker nog een maand voor ze haar eerste woordje brabbelde. Maar Jong was vastberaden en ontwikkelde talent. Ze leerde rennen, zwemmen, fietsen, taal, rekenen, kunst en cultuur. Haar lichaam welfde. Ze werd zich van haar vrouwelijkheid bewust. Voor het eerst ongesteld hoopte ze dat ze niet onvruchtbaar zou zijn.

Buiten dat kende ze heel precies haar zwakke en sterke kanten. Wist ze hoe ze mensen tegemoet moest treden. Langzaam aan werd het leven één sprankelend avontuur en Jong een onaantastbaar individu. De weg van breekbaar en buigzaam naar sterk en volhardend was voltooid. Ze trok zich van de wereld weinig meer aan en begon haar omgeving te manipuleren. In die hoedanigheid danst ze nu langs de sterren, met een knipoog naar de zon en naar de maan. Jong en jeugdig doet ze haar naam eer aan. Zachtjes fluistert men haar naam, haar verandering negerend.

Als onafhankelijke en volwassen vrouw dartelt Jong van hot naar her, een toekomst van onbegrensde mogelijkheden tegemoet. Zoveel mooie mannen en banen die voor het oprapen liggen! Ook al is ze nog wat onervaren, niemand die dat aan haar ziet. Het is de jeugdige overmoed. Ze weet: brutalen hebben de halve wereld. Strijden moet je voor wat je wilt! In het stukje onschuld dat haar rest, denkt ze dat het altijd zo zal blijven. Onbewust van het onafwendbare verval maakt ze zich geen zorgen voor morgen, maar denkt: wie dan leeft, die ziet het wel.

Toch voelt ze zich soms ook wat onbegrepen en drijft dan op een zijdezachte wolk voort. Tijdelijk onbereikbaar, onderwijl het leven heftig observerend, absorberend. Daarna – moe van alle indrukken – vleit ze zich neer. Totdat grijze sluiers het zicht ontnemen en de dag aanbreekt dat ze fladderend haar weg vervolgt.

Jong is een ingewikkeld raderwerk. Samengesteld uit stukjes onwetendheid, ongenaakbaarheid, onfeilbaarheid en onbeholpenheid. Uit cellen onzekerheid, onaantastbaarheid en brokjes onafhankelijkheid en onervarenheid. Tel daar nog een dosis onachtzaamheid, onbezonnenheid en onbevangenheid bij op, en Jong lijkt ineens onaangepast onaantrekkelijk; oftewel onaanvaardbaar en onacceptabel. Jong hangt namelijk van “on” aan elkaar. Zo complex, maar bij lange na nog niet compleet. Jong is in ontwikkeling en staat in feite voor “onaf”.

Oké, dat mag dan wel zo zijn, maar onbetekenend is Jong geenszins.

Evenals oneindig, denkt Oud er venijnig achteraan. Na een rijp leven kan en wil ze daar wel graag en ongegeneerd over meepraten. Vindt zelfs dat ze het zich kan permitteren om zich oneerbiedig over Jong uit te laten. Ze roddelt een beetje tegen het onfatsoenlijke aan om zich daarna af te vragen: wat is tussen Jong en Oud nu precies het verschil? “On” is ook op haar nog altijd van toepassing. Ongegeneerd, oneerbiedig, onfatsoenlijk. Zien de mensen wel, dat ook zij nog steeds uit een veelvoud van “on” bestaat?

Ongeduldig wuift ze met haar verschrompelde hand, met levervlekken overdekt. Of ze wil zeggen: weg met Jong, het is te onbeschaamd.

Waarom doet Oud toch zo lelijk? Haar beweegredenen zijn ondoorgrondelijk, haar gedrag schijnbaar ongeïnteresseerd. Wellicht dat ze over Jongs verval toch niet zo onaangedaan is als ze het laat voorkomen. Zou ze soms jaloers en ongelukkig zijn? Denkt zij daarom ongeremd en ongestraft haar gal te kunnen spuwen? Dat is wat er door Middelbaar heen gaat. Zij bevindt zich tussen wal en schip, in het grijze gebied van voorbije glorie en ongewisse vrijheid. Niets moet, alles mag. Geen Jong meer om voor te zorgen, maar wel zorgen over Oud. Voortdurend bemiddelend en bruggen bouwend, vechtend tegen de generatiekloof. Ineens lijkt de vrijheid minder groot. Voor even waant ze zich een puber, te groot voor Jong en te klein voor Oud. Ze neigt naar ongecompliceerd genieten, maar kan dat nu even niet. Haar droom blijft nog in het verschiet.

Dan knielt Jong onaangekondigd bij Oud neer en legt een achterkleinkind in haar schoot. Een nieuwe Jong, alleen nog ongekroond. Ze slaat haar oogjes op en knippert onbeschroomd. Oud pinkt een traantje weg. Kijkt naar de ongekunstelde bewegingen ter voorbereiding op dat wat komen gaat. Een pasgeborene: het jonge leven tegemoet, vooralsnog ongepland. Een ongeschreven blad.

Oud, Middelbaar en Jong zijn in extase, schuiven op hun levensladder een plekje op. Eindelijk hebben ze elkaar gevonden. Jong heeft ze gered, want Jong gaat nooit echt voorbij.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in