"Hitte" is een van de verhalen uit de geillustreerde bundel "(On)geloofwaardig" van beeldend woordkunstenaar Connie Harkema. Het gaat over de gevolgen van een extreme hittegolf op mensen met zowel overspannen als apathisch gedrag binnen een mensenmassa. Een onheilsprofeet heeft het zelfs over het einde van de wereld, maar dan brengt de regen verkoeling. "(On)geloofwaardig" is te bestellen via www.freemusketeers.nl
Hitte
Deze zaterdag zal er wel weer een hitterecord sneuvelen, ik kan me tenminste niet herinneren het ooit zo warm te hebben gehad. Was het nu nog maar gewoon heet, dan zou het nog wel gaan, maar dat drukkende, dat gevoel of er een klamme deken over je heen ligt, sloopt een mens. Van gezond zweten, verdampen en afkoelen – zo hoort het toch te werken? – is geen sprake. Alles plakt. Ik lijk wel gek om me in deze mensenmassa te begeven.
Nu ik er eenmaal in zit, lukt het mij niet uit te breken en door stille zijstraten rechtsomkeert te maken. Ik ben kennelijk al even apathisch als de mij omringende mensen die ik hoofdzakelijk ruik. Hoofden en schouders zijn het enige dat ik zie. Plakkende overhemden en blouses. Drie meisjes in bikini, glanzend of ze zo uit het water komen.
Op de hoek van een straat staat een gelovige, ik denk een aanhanger van een of andere onduidelijk sekte. Hij is de enige, die zich druk maakt. In een wit laken gewikkeld zingt hij bijbelse liederen, waarvan ik enkele flarden, zoals 'het einde nabij' en 'verdoemenis' opvang.
Ik weet wel hoe ik op het onzinnige idee ben gekomen de stad in te gaan. Het is die vertrouwenwekkende stem uit de radio die mij hierheen heeft gebracht. Na drie maanden hittegolf trekt mij niets meer. De zee, de plassen aan de stadsrand, de bossen; ik zie ze uitsluitend als plekken waar het óók heet is. De stem gaf de raad te doen alsof de hitte er niet is, je te gedragen alsof het een normale Hollandse zomer betreft. Van die voortdurende preoccupatie met de hitte zou je het alleen nog maar benauwder krijgen.
Ja, dacht ik, daar zit wat in, ik trek een luchtig jurkje aan en ga de stad in, laat die anderen maar in de auto kruipen en naar buiten tuffen.
Ik kom voorbij een portiekwoning, waar een penetrante geur mijn neus binnendringt. De walm komt uit een openstaande vuilnisbak en maakt me misselijk. Kennelijk ben ik niet de enige, een paar meter van mij af zie ik een kind overgeven. Nu ik er op ga letten, zijn er meer mensen die zich niet lekker voelen. Sommigen zitten met lijkbleke gezichten op de rand van het trottoir en staren met niets ziende ogen voor zich uit.
Voor me begint een man te schelden tegen een te zware vrouw in een bloemetjesjurk. Ik zag hoe ze met haar canvas big shopper tegen zijn kuiten opbotste. Ik vraag me af waarom deze man die alleen opvalt door de witte zakdoek met vier knopen op zijn hoofd mij aan een magazijnchef doet denken. Kennelijk is de kleine aanvaring het laatste duwtje dat nodig was om de verhitte man tot een staat van overspannenheid te brengen. De vrouw neemt niet de moeite tegen zijn hysterisch geschreeuw in te gaan. Niemand bemoeit zich er trouwens mee. Alleen de hitte telt, de rest lijkt onbelangrijk geworden.
Plotseling dringt de onheilsprofeet in zijn witte laken naar voren. Hij klimt op een stoel, die mij nog niet eerder is opgevallen. Het zweet druipt van zijn baard en ik ruik zijn tenen uit zijn Jezus-sandalen. Luid schreeuwend probeert hij zijn visie naar buiten te brengen: "Mensen, wees toch lief voor elkaar. Het einde van de wereld is nabij. Moeten we de laatste minuten van ons bestaan nog ruzie maken? Kunnen we de vrede niet voor even bewaren? Heel even maar, voordat het echt te laat is."
Ik geloof niet dat zijn woorden enige indruk maken. In het einde der wereld wil ik ook niet geloven. Maar wat mij verontrust zijn z’n laatste woorden. Dat over de vrede bewaren. Dat schijnt inderdaad heel moeilijk te zijn, zelfs voor heel even. Wanneer veel mensen bij elkaar zijn, dan is de verdraagzaamheid vaak ver te zoeken. Dat baart zorgen, of nou zorgen, maar het is toch wel iets om even bij stil te staan. Hoe komt het dat wij niet vredelievend zijn, dat wij elkaar zo gauw irriteren en ons zelf altijd op de eerste plaats zetten?
Intussen wordt het er om mij heen niet beter op. Een tenger uitziend vrouwtje met holle wangetjes en een verschoten zwart jurkje aan, ligt languit op de weg. De hitte is haar te machtig geworden. Achter mij valt een roodharige jongen tegen me aan; ook hij blijkt niet genoeg weerstand te kunnen bieden aan onze koperen ploert. Ik probeer de jongen die inmiddels is gaan schuimbekken, aan de kant te leggen, zodat hij niet door de mensenmenigte onder de voet wordt gelopen. De situatie lijkt hopeloos. Steeds meer personen worden onwel. Een enkeling bekommert zich erom, doch het gros blijft doorlopen, gestuwd door de massa achter hen.
Wanneer ik ga zitten op een hoge smalle stoep, denk ik iets te voelen. Het lijkt wel iets nats. Ik lik eraan. Ja, dat moet wel water zijn. Ik kijk naar boven, misschien heeft iemand wat uit het bovenraam laten lekken. Maar ik zie niets. Met mijn hoofd tegen een koele stenen pilaar geleund dommel ik een beetje weg, de mensen latend voor wat ze zijn en de hitte uitkotsend op de straat voor mij. Als ik tussen mijn oogspleten tuur, zie ik een groot wit laken. De Godsgezant heeft het nog niet opgegeven. Ik zak dieper en dieper. De straatbeelden vermengen zich met oorlogsbeelden en ik zie de Ark van Noach voor mij. Een ark drijvend in het water. Ik voel me nat. Dat zal wel door het zweet komen. Witte lakens wapperen boven me. Een teken van vrede?
Plotseling kom ik tot mijn positieven. Toegegeven: het heeft even geduurd, maar dan dringt het tot mij door: regen! Water gutst langs mijn rug. Ik lik langs mijn lippen. Heerlijk koel en zoet: een ware verfrissing. De immer blauwe lucht van de afgelopen maanden is veranderd in een grijsgrauwe sluier. Parasols worden omgekeerd en als drinkplaatsen omgetoverd. Een kind met twee gele vlechtjes danst in de plassen. Mijn schoenen lopen vol en ik hoor ze soppen. Een dikke deftige heer met een bolle buik ligt languit in een plas water en knort tevreden voor zich uit. Twee oma's dansen in het rond. Een meisje met rood stekelhaar zingt een liedje. Wanneer ik goed luister, hoor ik de woorden. It's raining again. Wat een feest en wat een saamhorigheid!
Ik denk beschaamd aan mijn wantrouwen van daarnet. Mensen blijken wel degelijk in staat de vrede te bewaren. Die predikant had het helemaal mis. Wij hoeven niet op vrede te worden gewezen. Wij kunnen het best zelf. By the way, waar is hij eigenlijk? Zeker met de noorderzon vertrokken. Voelde zich waarschijnlijk behoorlijk voor schut staan met zijn ‘einde van de wereld’. Het einde van een alles verzengende hittegolf zal hij hebben bedoeld en dapper stap ik verder, vol goede moed.