“What’s in a name? that which we call a rose, by any other name would smell as sweet”. Volgens Shakespeare maakt het dus niet uit hoe je heet, want ook als de roos een andere naam heeft, blijft ze lekker ruiken. Volgens Ann Marynissen daarentegen hebben namen wel belang. Althans, dat was vroeger zo, toen men voor het eerst het fenomeen “achternaam” introduceerde. Marynissen deed onderzoek naar deze familienamen, in het bijzonder die met lichaamskenmerken. Ook de herkomst van deze namen speelde in dit onderzoek een hoofdrol.

Aangenaam, zo’n achternaam

Tussen 1799 en 1815 besloot Napoleon dat iedereen een achternaam moest hebben. De meeste mensen in Nederland en België hadden echter al sinds de middeleeuwen een achternaam. Er kwamen namelijk steeds meer mensen bij en zonder achternaam is het dan natuurlijk lastig om aan te geven wie je precies bedoelt. Veel mensen kozen toen voor een naam die voor de hand lag. Hierdoor ontstonden er 5 groepen van achternamen: afstammingsnamen (zo komt Janssen van Janszoon), beroepsnamen (De Backer, Smit), eigenschapsnamen (De Jong, De Wit), woonplaatsnamen (Van Acker, Verhoeven)en herkomstnamen (Van Keulen).

Marynissen focuste zich in haar onderzoek in het bijzonder op de eigenschapsnamen. Zoals de naam al aangeeft, omschrijven deze namen een eigenschap van de drager. Dit kan vanalles zijn: karakter, leeftijd, gedrag, geloof… Ook diernamen waren geliefd, waarbij mensen met dieren werden vergeleken (denk aan Wolfs, De Vos, Haenen, enzovoort). Deze kon je vaak op meerdere manieren interpreteren. Zo kan Devos kan een bijnaam zijn voor een sluwerd of voor iemand met rood haar.

Vaak zijn deze eigenschappen ook een indicatie van wat men als positief of negatief zag. Iemand kon bijvoorbeeld Mooijekind of Goedgeluk heten, maar ook Zondergeld of Zonderhuys.

Eigenschapsnaam: zeldzaam?

Een van de conclusies uit het onderzoek van Marynissen was dat bepaalde soorten familienamen in de ene regio meer voorkomen dan in de andere. Dit is onderzocht door de honderd frequentste achternamen per provincie te tellen en vervolgens te bepalen in welke categorie iedere naam thuishoort.

In het zuidoosten van het Nederlandse taalgebied komen vooral afstammingsnamen voor. Beroepsnamen komen vooral in het noorden van Nederland voor en in het westen van het taalgebied de woonplaatsnamen. Noord-Brabant, in het centrum van het taalgebied, springt eruit met een grote hoeveelheid herkomstnamen.

Waar komen de eigenschapsnamen dan het meest voor? Die waren in geen enkele provincie het frequentste motief, maar toch zijn ze ook weer niet zeldzaam. Met name in de westelijke kustprovincies zijn ze goed vertegenwoordigd. In Noord-Holland kwamen ze met 21% het meest voor.

De reden dat eigenschapsnamen minder voorkomen dan de andere soorten namen, is dat ze erg specifiek zijn. Zo kunnen er heel veel mensen bakker zijn of uit Keulen komen en daar hun naam op baseren, maar er zijn veel minder mensen die scheel kijken of kromme benen hebben en daar vervolgens hun achternaam van afleiden.

Mooie blonde krullen, helderblauwe ogen…

Als je gevraagd wordt iemand spontaan te beschrijven, waar denk je dan aan? Waarschijnlijk eerst aan de totale indruk, dan het haar, de ogen, de neus, kin… Deze manier van iemands gedaante beschrijven komt ook in de familienaamgeving tot uiting. Van top tot teen komen de verschillende lichaamskenmerken aan bod. Zo kwam een groot, dik iemand met blond haar en een baard voor een heleboel namen in aanmerking: De Groot, Den Dikken, Withaar, en Baardmans.

Over het algemeen zijn er meer namen die een fysieke bijzonderheid benoemen, zoals De Groot of Decorte, dan psychische kenmerken. Van de 200 frequentste Nederlandse en Vlaamse namen was De Wilde de enige die een psychische eigenschap aanduidt.

Grootmoeder, wat heb je toch grote voeten!

Het onderzoek van Marynissen richtte zich vooral op samenstellingen met de woorden “hoofd”, “hals”, “been” en “voet”, en dan zowel op de betekenis als de verspreiding van deze achternamen.

Over het algemeen duiden deze namen een lichamelijk gebrek aan, bijvoorbeeld Crombeen, Korteknie, Schevenhals, enzovoort. En anders gaat het wel om een bepaalde bijzonderheid. Zo is Roothooft een bijnaam voor iemand met opvallend rode haren.

Het lichaamsdeel waarop men staat, de voet, heeft het grootste aantal eigenschapsnamen opgeleverd. Waarom dit zo is, wordt echter niet vermeld in het onderzoek. De namen Voet, Voets en Voeten zijn ruim verspreid. Daarnaast zijn er nog talrijke samenstellingen met “voet”. Hierbij worden dus vooral gebreken benoemd, zoals een klompvoet, kromme of platte voeten. Zo’n misvorming was voor de medemens een reden voor een bijnaam. Ook als je bijvoorbeeld geen schoenen had en dus blootsvoets of “barrevoets” ging, werd je al snel Berrevoets of Baervoets genoemd.

(N)amen…

What’s in a name? Wel, een heleboel dus! Een achternaam kan je nogal wat vertellen over je voorouders. Woonplaats, beroep… en in het geval van de eigenschapsnamen hoe ze eruit zagen. Alle aspecten van het uiterlijk (en soms ook het innerlijk) kwamen aan bod, met de voet als het favoriete lichaamsdeel. Zo had Crombeen kromme benen en kon Hazevoet hard rennen.

(2010) Marynissen A. Eigenschappen als benoemingsmotief: lichaamskenmerken in familienamen. In: Johan De Caluwe & Jacques Van Keymeulen (red.), Voor Magda. Artikelen voor Magda Devos bij haar afscheid van de Universiteit Gent. Gent: Academia Press, 42

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in