Vanuit mijn vliegtuigraampje zie ik een vlak droog landschap. Het vliegtuig kantelt behoorlijk en maakt dansend zwevende bewegingen. Zou dit zo horen, vraag ik mij de eerste keer af. Het is bijna griezelig maar er wordt niet gewaarschuwd, dus ik onderga deze landing licht opgewonden, maar toch met gelaten rust.
We naderen Faro en vliegen zo laag over een modderig moeras,dat ik vrees dat een vleugel in de modder zal steken. Maar nee, de piloot heeft natuurlijk ervaring en het vliegtuig landt veilig op het vliegveld van Faro. Nadat de passagiers met kleine busjes naar het aankomstgebouw gereden zijn stappen de passagiers uit en wordt de bagage uit de daartoe bestemde karretjes geladen.
Bij de douanedoorgang valt het mij op dat de Portugezen uiterst netjes en beleefd zijn. Een genotvol lachje om de navelpiercing van een jong meisje dat het controlepoortje liet alarmeren kon er echter wel van af. Trots tilt zij haar truitje op en laat de piercing als alarmoorzaak aan de ook wel ondeugende portugese controle zien.
De taxi die mij naar mijn appartement in de Algarve rijdt doorkruist een overweldigend mooi wijds heuvellandschap waar de brede vierbaans-autoweg doorheen loopt. Portugezen rijden als duivels en scheuren met zeer hoge snelheid over de grote weg. Om de zoveel tijd scheert er een nog harder rijdende motorrijder als een pijl uit een boog voorbij.
We passeren enkele dorpen waar men echter al uit is eer men het weet. Het zijn een paar huizen bij elkaar met als ontmoetingspunt het café waar veel gedobbeld wordt. Ik heb er haast geen erg in dat er door een dorp gereden is zo klein is het gehucht soms.
Na een goed uur komt mijn taxi in het vissersdorp Alvor waar ik verblijven zal en nog vaak terug zal komen aan. We stoppen in een klein smal steegje. Daar, boven een visrestaurantis mijn appartement gelegen. Het is eenvoudig en bevalt prima, zeker met het grote terras dat op het visrestaurant gebouwd is. Ik woon tussen de arme portugese families die in een moestuintje wat gewassen verbouwen die zij 's ochtends vroeg op de markt verkopen.
De entourage en de mensen de mensen maken een lieve indruk. Zo ook het zacht gekleurde snoepgoed dat in de bakkerijen ligt. Er zijn kleine winkeltjes die door bijverdienende vissersvrouwen gerund worden, de zogenaamde 100-Escudowinkels (100 Escudo’s = ca. 1 Euro) die een ware Winkel van Sinkel zijn. Er is van alles te koop. Van haarspelden tot tafelkleedjes, van plastic emmers tot mooi versierde kussenhoezen. Een levensmiddelenhoekje ontbreekt vaak niet. Kaas, ham en worst is de minste voorraad en op de grond staan grote blikken met verschillende soorten olijven. Als het stukje kaas dat ik wil hebben niet van goede kwaliteit is dan wordt het zeker niet verkocht, ook als is men nóg zo arm. Met opzet koop ik in deze winkeltjes, daar men geen sociale voorzieningen heeft om te kunnen overleven.
Als ik het straatje waarin mijn appartement gelegen is uit wandel na 's ochtends door het gekraai van een haan -het nationale symbool van Portugal- gewekt te zijn loop ik op de visafslag af. De vissers die om 1 uur ’s ochtends al uitgevaren zijn, zijn terug van de vangst en zitten rond een grote pan met soep die de vrouwen inmiddels bereid hebben. Gastvrij krijg ik een bord vissoep aangeboden. Aardappelblokjes die erin meegekookt zijn leveren de hoofdvoeding.
In het straatje gaan de kleine restaurants inmiddels open. Overal wordt de grill voor de restaurants op straat gezet en de onbeschrijflijk zalige geur van vers gegrilde vis is het grootste straataroma. De afgesneden armen van een inktvis (octopus) die aan een waslijn te drogen hebben gehangen worden door de vissers gegrild op de buitengrill. Daarna worden ze aan stukjes gesneden en op een schoteltje uitgedeeld. Een delicatesse. Wie geluk heeft hoort hier of daar vlagen van Fado-muziek die slepende hartstocht vertaalt. Hier kan man zich niet anders dan thuis voelen.