Geert Wilders doet er alles aan om zijn standpunt over de Islam en zijn antipathie tegen Moslims op de politieke agenda te zetten. In de Tweede Kamer is het echter niet toegestaan een ander onderwerp naar voren te brengen als er eigenlijk een ander punt op de agenda staat. Hoe krijgt Wilders het voor elkaar om een topic change te bewerkstelligen zonder op zijn vingers getikt te worden?  

Directe aanval

De snelste manier om van standpunt te wisselen, is het nieuwe standpunt direct te introduceren als de tegenpartij zijn of haar standpunt naar voren heeft gebracht. Wilders gebruikt deze snelle methode in het volgende voorbeeld:

Pechtold: ‘Ik probeer me voor te stellen hoe jij met Moslims omgaat als je straks een meerderheid in de Kamer vormt’  

Wilders: ‘Neem maar van mij aan dat mijn partij de PVV, als we straks deel uit maken van de regering, beter omgaat met minderheden dan wanneer de Islam aan de macht is.’

Hoe komt het dat Wilders deze zet toch kan maken zonder hierop aangesproken te worden? Dit heeft alles te maken met zijn woordkeuze en het effect van deze keuze. Pechtold gebruikt de sleutelwoorden meerderheid en Moslims. Wilders reageert op deze woorden door met minderheid het tegenovergestelde woord te kiezen en in plaats van Moslims gebruikt hij zichzelf en zijn partij als niet-Moslim (Tonnard, 2002). Zijn antwoord wordt daarmee dat niet zijn partij de meerderheid vormt, maar de Islam en het gevolg is dat Moslims niet de minderheid worden, maar de niet-Moslims. Deze uitspraak is een overtreffende trap van de uitspraak van Pechtold. Het standpunt van Pechtold wordt onbelangrijk, want waarom zou je je druk maken over hoe Wilders Moslims behandelt terwijl het grootste gevaar de Moslims zijn en hoe zij ons zullen behandelen?

Voorzichtig

In het volgende voorbeeld gaat Wilders voorzichtiger te werk door eerst zijn twijfel te uiten met een retorische vraag:

De minister van Wonen, Wijken en Integratie Ella Vogelaar moest haar plannen verdedigen die ze had ter verbetering van de achterstandswijken in de grote steden. Één van die plannen was het renoveren van de huizen.

Wilders reactie: ‘Denkt de minister van Wonen, Wijken en Integratie echt dat ik geloof, dat ze achterstandswijken kan transformeren in trotse en sterke wijken met een likje verf? Alsof Mohammed B. Theo van Gogh niet vermoord had als zijn kozijnen opnieuw geschilderd waren!’

Deze retorische vraag kan geïnterpreteerd worden als een beweerder, waarmee Wilders aangeeft het niet eens te zijn met het standpunt. Het effect van deze beweerder is dat Wilders ervan uit gaat dat de tegenstander zijn uitspraak accepteert. Ella Vogelaar verwacht toch zelf ook niet dat alle problemen in de achterstandswijken op te lossen zijn met wat extra verf? Direct op de retorische vraag zegt Wilders: ‘alsof Mohammed B. Theo van Gogh niet vermoord had als zijn kozijnen opnieuw geschilderd waren!’ Hier hebben we de onderwerpswisseling te pakken. Ook bij dit voorbeeld loopt Wilders het risico door de voorzitter op zijn vingers getikt te worden en is de tegenpartij nog steeds vrij hem te wijzen op zijn verantwoordelijkheid bij het oude standpunt te blijven. Wat maakt deze zet effectief om van onderwerp te kunnen veranderen?

Wilders start de zin met het woord alsof. Het gebruik van dit woord maakt de zin als volgt interpreteerbaar: ‘Alsof je mij wilt doen geloven dat Mohammed B. Theo van Gogh niet vermoord had als zijn kozijnen geschilderd waren?’ Met deze uitspraak maakt hij zijn tegenstander verantwoordelijk voor de inhoud van deze uitspraak en voor de inhoud van het verzwegen argument ‘dat achterstandswijken er alleen op vooruit gaan als Moslims gestopt worden mensen als Theo van Gogh te vermoorden.’Ook in dit voorbeeld verdraaid Wilders de oorspronkelijk woordkeuze van het standpunt. In het eerste deel van zijn uitspraak wordt renoveren omgezet naar een likje verf en in het tweede deel worden de achterstandswijken synoniem voor de moord op Theo van Gogh. Wilders herformuleert de woorden van Vogelaar op zo’n bizarre wijze, waardoor het lijkt alsof het oorspronkelijke standpunt gewoon niet waar kán zijn.

De retorische vraag samen met de absurde herformulering van de gebruikte woorden heeft als effect dat Ella Vogelaar behoorlijk dom is om te denken dat een wat extra verf op de woningen Moslims ervan kan weerhouden mensen als Theo van Gogh te vermoorden.

Conclusie

Ondanks de regels die gelden voor een politiek debat lukt het Wilders met specifiek taalgebruik zijn favoriete onderwerp de Islam op de politieke agenda te krijgen. Hij past zijn woordkeuze aan de tegenstander aan. Door woorden te kiezen die synoniem lijken, kan de voorzitter niet ingrijpen. Het lijkt alsof het oude onderwerp gehandhaafd blijft.

Tonnard, Y. (2009). In: Examining Argumentation in Context. Fifteen Studies on Strategic Maneuvering. Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins, pp. 221-240.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in