Als je naar kunst kijkt heb je je ogen nodig om te zien. Naar kunst kijken zou iets simpels en rechtlijnigs moeten zijn, maar dat is het niet. Het zou een kwestie moeten zijn van naar binnen gaan en omver geblazen worden maar dat is het niet. Een van de problemen waar we mee te maken hebben is de miserabele kwaliteit van veel zogenaamde hedendaagse kunst die momenteel wordt geproduceerd.
Ik kijk al het grootste deel van mijn leven als geïnteresseerde toeschouwer en als deelnemer naar kunst, en ik ben tot de conclusie gekomen dat het niet zo eenvoudig is als het zou moeten zijn. Je moet weten hoe je het moet doen, en daarom schrijf ik dit misschien ook wel. Of je nu cultureel onderlegd bent of er juist niets vanaf weet, de kans dat je het mis hebt is ongeveer even groot.
Schoonheid
Volgens mij moet duidelijk schoonheid niet afhankelijk is van wie ernaar kijkt. Schoonheid zit in het mooie voorwerp zelf, het is een objectieve vaststelling, geen subjectieve. Er bestaan prachtige dingen die ons leven kunnen inspireren en verlichten, en die doen gewoon wat ze doen, of we daar nu van weten of niet, erom geven of ervoor kiezen erdoor geraakt te worden. Het zijn zenders, ze zenden hun boodschap van schoonheid uit of we die nu ontvangen of niet. Zij zijn niet het probleem: ze zenden hun boodschap uit of de cultuur nu rijp is om die te ontvangen, of, zoals nu, oerstom is.
De ontvanger
Het probleem ligt bij de ontvanger, jawel, bij jou en mij. Het gaat erom of wij ontvankelijk zijn, ervoor open staan. Volgens mij is het heel goed mogelijk dat een zogenaamd cultureel onderlegd persoon vlak bij een groot kunstwerk is, de Venus van Botticelli bijvoorbeeld, en er straal voorbij loopt, likkend aan zijn ijsje, dat hij liever calorieën opzuigt dan zich laat verheffen door een van de mooiste schilderijen ooit door de mens gecreëerd, en waarom niet: ze maken goed ijs in Florence.
Ontvangmodus
Om te ontvangen moet je ‘ingeschakeld’ zijn, in de ontvangstmodus staan, nederig genoeg zijn om te geloven dat je kunt worden ontroerd door een kunstwerk en klaar zijn om dit te ervaren. Als ik naar een museum ga, ga ik tegenwoordig bijna altijd maar naar één schilderij kijken. Als het niet in de National Gallery in Londen is, kan dat bijvoorbeeld een Uccello zijn of een Frans Hals. Dat zijn schilderijen die ik ken, oude vrienden die ik door de tijd heen heb leren kennen, als een echte oude vriend. Het zijn schilderijen waar ik vele, vele keren naar heb gekeken. Als je wilt ervaren, moet je zo’n museum ingaan met een ontvankelijke, letterlijk open geest. Je weet niet wat de uitwerking zal zijn, dat plan je niet, je weet niet hoe het je gaat raken. Elke keer dat ik die schilderijen zie, zie ik iets wat ik eerder heb gezien, maar elke keer zie ik ook weer iets anders, of ervaar ik het werk anders. Dat is de uitwerking van grote kunst.
En dat is vaak een gevoel dat je op je kop zet, een zo intens fysiek gevoel dat je echt letterlijk fysiek wordt bewogen. De grote kunstcriticus van de London Times, David Sylvester, had het over een trillende hand, een bonzend hart, tintelingen langs zijn nek. Ik ben naar een tentoonstelling van late Picasso’s geweest en daar was ik drie dagen lang kapot van. Het was echt een uitputtende ervaring, maar tegelijkertijd ook opbeurend, en dat is ook iets waarvan je je bewust moet zijn: grote kunst is altijd opbeurend. Hij kan moeilijk zijn, het is tenslotte geen vermaaksindustrie, het is misschien niet behaaglijk, maar opbeurend is het. Is het dan niet, dan is het niet het ware.