Men denkt dat safari’s zoals we ze nu kennen, d.w.z. op wilde dieren jagen, al begonnen zijn in de negentiende eeuw (en dat de term is bedacht door kapitein sir Richard Francis Burton, de Engelse ontdekkingsreiziger), een tijd dat heren van een bepaalde klasse er genoegen in schepten om dieren in hun natuurlijke omgeving te doden, om hun mannelijkheid te bewijzen en een trofee voor de muur van de bibliotheek te bemachtigen.
Tegenwoordig zouden gelukkig nog maar weinigen onder ons bij wijze van sport die prachtige schepselen van Afrika willen afslachten, maar we vinden het nog steeds een groot avontuur om ze te achtervolgen en in het wild te bekijken.
De meeste mensen willen graag de ‘grote vijf’ zien: olifant, neushoorn, buffel, leeuw en luipaard. Waarom de sierlijke giraffes en de cheeta’s, de snelste wezens op aarde, uit deze bewonderde groep worden gelaten is een mysterie, maar zo gaat dat. Naast de zoogdieren is er ook een keur aan kleurige vogels en zijn er vlinders en insecten, dus op een safari hoef je je nooit te vervelen.
Oeganda is een stuk vooruitgegaan en is hersteld van de plunderingen van Idi Amin; ook Zimbabwe zou je kunnen proberen, maar de beste safari’s kun je beleven in Kenia, Tanzania, Botswana en Zuid-Afrika. In deze landen zijn veel verschillende wildparken of reservaten, elk met zijn eigen karakter of speciale attractie, en vaak met een andere groep dieren die er verblijft. Zo staat het Serengeti National Park/Ngorongoro Conservation Area bekend om zijn enorme kuddes gnoes, zebra’s en antilopen, waar de kalveren worden geboren voordat de steppen zijn afgegraasd en de kudden verder trekt. In Kenia staat Tsavo East National Park bekend om de grootste kuddes olifanten in het land, terwijl in de Masai Mara alle Grote Vijf te vinden zijn plus de meeste andere soorten; bovendien is het de beste plek om de migratie van de gnoes, zebra’s en antilopen naar het zuiden, terug naar de vlakten van de Serengeti, te zien.
Je kunt uit vele types safari kiezen. Je kunt reizen per speciaal gebouwde minibus, waar ongeveer acht mensen in kunnen, per jeep, per olifant of te paard of zelfs, voor de avontuurlijken onder ons, te voet (onder begeleiding van een gewapende gids uiteraard).
Je kunt overnachten in luxe hutten (zeer welkom na een dag stoffige jacht op wild), in permanente kampen (bijna even luxe), in ecologische hotels boven in bomen, of je kunt op de ruigere safari’s samen met anderen een kamp opslaan. Je kunt ook een strandvakantie boeken en maar een halve dag of twee nachten eropuit gaan, trips die je lokaal kunt boeken.
Het belangrijkste is echter niet je vervoermiddel of je accommodatie, maar zijn de dieren. De spanning van de jacht, het nieuws van je chauffeur dat een van zijn collega’s net een leeuwin met welpen heeft gezien, vlak naast die bomen daar, de opwinding om daadwerkelijk in het wild een beest te zien dat de meesten alleen van foto’s of in het beste geval achter de tralies in een dierentuin kennen.
Misschien zie je olifanten, echte gezelligheidsdieren die zich meestal in grote familiegroepen bewegen. Als je geluk hebt met jongen op sleeptouw. Misschien zie je een zwarte neushoorn, maar hij jou waarschijnlijk niet – neushoorns zien uitzonderlijk slecht maar ruiken des te beter. Dan zijn er de grote, elegante giraffes, die aan bomen knabbelen die voor andere dieren ver buiten bereik liggen, sierlijke antilopen, grote katachtigen, woest en speels, en nog veel meer.
Voeg bij deze schitterende dieren de weidse schoonheid van Afrika en het gevoel van gevaar en het exotische, en je hebt een unieke ervaring; dus ga maar een paar dieren schieten (met je camera natuurlijk).