Kaarten zijn handige hulpmiddelen om een bepaalde plaats te laten zien bijvoorbeeld. Ze ‘vertekenen’ de werkelijkheid. Afhankelijk van het doel van de kaart (bijvoorbeeld een topografische kaart of een geologische kaart) bepalen de kaartenmakers, ofwel de cartografen, wat er op komt.
Geschiedenis
Vroeger kwamen er heel wat rekensommen aan te pas om grote afstanden te meten. Cartografen konden met de hoogte van de zon en het verschil in tijd afstanden schatten. In de zeventiende eeuw werd de driehoeksmeting bedacht. Dat was een handige methode om grote afstanden te meten. De kaartenmaker maakte een grote driehoek in een landschap. Op een hoekpunt moest een toren staan. De andere twee hoekpunten moesten een heel eind van de toren afliggen. Door de hoeken van deze driedimensionale driehoek te meten, kon de afstand tussen de verschillende hoekpinten uitgerekend worden.
In de zestiende en zeventiende eeuw, waren de Nederlandse kaartenmakers erg actief. Dit kwam doordat de handel over zee steeds belangrijker werd. Een van die bekende cartografen was Jacob van Deventer. Hij studeerde landmeetkunde en zette rond 1560 maar liefst 250 Nederlandse steden op de kaart. Daar was hij zo 20 jaar lang mee bezig. Zijn stadsplattegronden staan vol met stipjes, elke stip stond voor 20 voetstappen. Voor het meten van afstanden gebruikte hij een 45 meter lange meetketting.
In 1650 streden Frankrijk, Nederland en Engeland om gebieden in Noordoost Amerika. De plaatsen in Noordoost Amerika op Nederlandse kaarten droegen Nederlandse namen. Engelse cartografen gaven ze Engelse namen. En Franse cartografen gaven ze weer namen die zij mooier vonden.
Meetmethoden
In de zeventiende en achttiende eeuw veel gebruik gemaakt van meetinstrumenten. Met de Hollandse cirkel kon je hoeken in een gebied uitrekenen. Een ander bekend meetinstrument is het kwadrant, voor hoeken van 90 graden. Met de pedometer kon men voetstappen meten. Dit was echter niet zo’n betrouwbaar ding, niet iedereen heeft namelijk dezelfde pas.
Van foto naar kaart
De cartografen van tegenwoordig gebruiken de gegevens van luchtfoto’s om kaarten te maken. De foto’s die een camera onder een vliegtuig heeft gemaakt overlappen elkaar. Van een dergelijke foto moet dan nog een kaart gemaakt worden. Als er veel huizen staan word daar een groot woonblok van gemaakt, dit doen ze omdat het dan veel beter zichtbaar is. Dit wordt ook wel generaliseren genoemd.
Satellietfoto’s
Satellieten kunnen met infrarood licht de warmte op aarde meten. Door de weerkaatsing van het licht wordt warmte omgezet in beeld. Daardoor kun je planten, luchtvervuiling temperatuur, stikstofdioxide etc. vastleggen. De kleuren op een satelliet foto zijn wel anders dan in werkelijkheid. Dit moet je dus wel begrijpen wil je zo’n satellietfoto omzetten in een kaart.
Soorten kaarten
Er bestaan verschillende soorten kaarten. Hieronder volgt een opsomming:
- Topografische kaart. Deze kaarten laten zien hoe een gebied eruit ziet.
– Waterstaatskaart. Deze kaarten laten zien op welke plaatsen water te vinden is en hoe diep dat water is.
- Geologische kaart. Deze kaart vertelt iets over de samenstelling van de bodem.
- Wereldkaart. Deze kaart geeft de belangrijkste plaatsen van de wereld weer.
- Kadasterkaart. Deze kaart laat zien welke gebouwen er in een gebied te vinden zijn.
- Thematische kaart. Deze kaart gaat over één bepaald thema, bijvoorbeeld de bevolkingsdichtheid of het weer.
Globe
Op geen enkele wereldkaart staan de plaatsen precies op de goede plek. Behalve op de globe. Dit komt omdat die net als de aarde rond is. Een globe is echter niet zo handig in gebruik, je kunt er namelijk moeilijk de koers mee uitzetten. Op een globe kun je wel het duidelijkst de kortste afstand tussen continenten zien.