Hoe groot is de kans dat u zich over een poosje nog weet te herinneren wat u nu leest? Tot spijt van de schrijfster dezes: niet zo heel erg groot. U zult wellicht weten waar en wanneer ongeveer u dit gelezen hebt, misschien hoe u op deze website terecht bent gekomen, hoe de indeling was, de globale inhoud en met een beetje geluk zult u nog enkele specifieke details kennen. Hoe werkt dat geheugen van ons eigenlijk?
Aanmaken, bewaren, terugvinden
Bij een goed gebruik van ons geheugen moeten we in staat zijn herinneringen aan te maken, ze voor langere of kortere tijd te bewaren én we moeten ze weer terug weten te vinden.
Het aanmaken van herinneringen, oftewel leren, vindt eenvoudig gezegd plaats door het vormen van verbindingen tussen onze hersencellen. Die verbindingen zijn geen simpele lijntjes tussen enkele hersencellen maar het zijn complexe netwerken waar informatie van verschillende aard met elkaar uitgewisseld en vermengd wordt.
Het bewaren van herinneringen gebeurt op verschillende plaatsen in het brein. Weten hoe we een lepel moeten vasthouden als we soep eten, ligt op een andere plek in onze hersenen opgeslagen dan bijvoorbeeld het weten dat we gisteren soep gegeten hebben. En het weten welke soorten lepels er allemaal zijn, ligt weer op een andere plek opgeslagen.
Het terugvinden van herinneringen gebeurt door het prikkelen van het netwerk dat eerder de herinnering aanmaakte. Omdat netwerken elkaar veelal overlappen, kunnen er verschillende herinneringen naar boven komen; ons geheugen is associatief. Zo kan het zien van een lepel op het aanrecht ons herinneren aan de soep van gisteren maar ook aan het feit dat we nog moeten afwassen.
Het werkgeheugen
Het leggen van verbanden (associëren), het bij elkaar zoeken van relevante informatie, het aansturen van spierbewegingen en het schakelen tussen verschillende bezigheden zijn voorbeelden van wat ons werkgeheugen doet. Het zorgt ervoor dat we de juiste spieren gebruiken bij het zitten op een stoel in een restaurant, dat we een gesprek met onze tafelgenoten kunnen voeren, dat we de menulijst kunnen bekijken en een keuze kunnen maken. En als aan het tafeltje achter ons ineens een bekende stem klinkt, blijken we die ook nog eens – schijnbaar vanuit het niets – op te kunnen merken. Het zijn allemaal taken die ons werkgeheugen regelt. Het is een proces dat voortdurend gaande is en grotendeels op onbewust niveau plaatsvindt.
Het werkgeheugen kan voor haar taak gebruik maken van verschillende geheugenniveaus: het ultrakortetermijngeheugen, het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen.
Het ultrakortetermijngeheugen
Het ultrakortetermijngeheugen is iets van het werkgeheugen zelf en is maar heel beperkt in zijn mogelijkheden. Het aantal gegevens dat erin bewaard kan blijven is gemiddeld zeven en ze worden verwijderd zodra we ze niet meer nodig hebben of als we worden afgeleid. Het onthouden van een telefoonnummer is een typische taak van het ultrakortetermijngeheugen; zodra het nummer gebeld of genoteerd is, vergeten we het weer. Het gebruik van het ultrakortetermijngeheugen kost de hersenen erg veel energie en als we het lang zouden gebruiken, zouden we snel uitgeput raken.
Gelukkig hebben we ook nog een gewoon kortetermijngeheugen en een langetermijngeheugen. Ons werkgeheugen kan hier gegevens uit halen en gebruiken voor de taken waar het mee bezig is.
Het kortetermijngeheugen
Als we de menukaart bekijken en een keuze maken, gebruiken we meerdere hersengebieden en circuits. We lezen de woorden, kunnen deze interpreteren en we zijn al dan niet gecharmeerd van het design van de menukaart en de keuzemogelijkheden. Keuzes baseren we op eerdere ervaringen en ons voorstellingsvermogen hoe iets zal smaken, en we ‘voelen’ waar we zin in hebben en of we veel of weinig trek hebben. Omdat er zoveel hersengebieden gelijktijdig geactiveerd zijn en met elkaar verbindingen aangaan, worden er kleine markeringen gemaakt die langs de route worden uitgezet; er is een nieuw geheugenspoor aangemaakt. Als de kelner na tien minuten komt, kunnen we doorgaans onze bestelling moeiteloos doorgeven, zonder dat we die steeds voor onszelf hebben moeten herhalen. Hoe meer verschillende hersencircuits actief zijn, hoe makkelijker we iets kunnen onthouden.
Een andere manier om dingen in ons kortetermijngeheugen op te slaan, is repeteren. Het steeds weer herhalen zorgt voor een steeds groter wordende activiteit in de betrokken hersencellen en ook op deze manier worden er kleine markeringen aangebracht.
Deze markeringen zijn in beide bovenstaande gevallen niet blijvend en na ongeveer een uur zijn ze ongedaan gemaakt.
Dit betekent niet dat we iets uit ons kortetermijngeheugen maximaal een uur kunnen onthouden; door het spoor regelmatig te gebruiken – door opnieuw te kijken, erover te praten of aan te denken – verversen we de markeringen en is het geheugenspoor voor langere tijd beschikbaar. Zelfs dagenlang; tot na het examen economie bijvoorbeeld.
Het langetermijngeheugen
Gaan we naar een restaurant en ontmoeten we daar de liefde van ons leven, dan zal de avond niet snel vergeten worden. Na tien jaar kunnen we nog steeds bepaalde details oproepen zonder dat we ze steeds hebben hoeven te herhalen.
Emoties zijn hier verantwoordelijk voor. Ze prikkelen namelijk met zoveel kracht andere hersencellen dat hierdoor blijvende markeringen ontstaan. Alle hersencellen die actief zijn op het moment van de emotie, profiteren mee van deze krachtige prikkeling en krijgen de markeringen ook. Hierdoor gaan ze automatisch – maar lang niet altijd bewust! – deel uitmaken van de blijvende herinnering. Maar niet alleen emoties zorgen voor een blijvende herinnering. Herinneringen die in het kortetermijngeheugen zijn opgeslagen, kunnen ook een blijvend karakter krijgen. Als we de gegevens daaruit blijven gebruiken, zullen op zeker moment de tijdelijke markeringen overgaan in blijvende markeringen.
Ons geheugen is niet perfect
We kunnen dan wel informatie in ons geheugen hebben opgeslagen, het is nog maar de vraag of we die informatie terug kunnen vinden. En of die informatie wel juist is. Het kan namelijk ook gebeuren dat we herinneringen aanmaken van dingen die niet eens hebben plaatsgevonden.
Diverse boeken, o.a. Joseph LeDoux: Synaptic Self