Door Spinoza’s verdeling van de wereld in substantie en modi krijgt de mens een vreemde plaats. Heeft de mens, als modus van God, een vrije wil en zou je iemand als individu kunnen zien? Of zijn we slechts een deel van een groter geheel, waarin onze taak volledig vast ligt? En wat is de verhouding van ons lichaam en onze geest? Zijn deze samen één modus, of twee verschillende?
In de eerste plaats zullen we Spinoza’s idee over de verhouding lichaam en geest beschrijven. Daarna gaan we in op de mogelijkheid van een individueel bestaan.
Lichaam en geest
Om Spinoza’s idee over de relatie tussen lichaam en geest te kunnen begrijpen, zullen we eerst het verschil in de attributen ‘denken’ en ‘uitgebreidheid’ duidelijker moeten maken.
De goddelijke substantie is op twee totaal verschillende manieren te benaderen, namelijk door de attributen ‘denken’ of ‘uitgebreidheid’. Dit zijn twee onvergelijkbare en niet door elkaar te gebruiken eigenschappen die noodzakelijk zijn voor de essentie van God. We kunnen God begrijpen of kennen ofwel via het denken, ofwel via de uitgebreidheid.
De mens kun je als modus van God ook leren kennen via deze attributen. Geest en lichaam zijn beide voorstellingen van de modus ‘mens’. Deze voorstellingen vormen samen de modus. Deze voorstellingen kan men leren kennen door de modus op te vatten onder het attribuut ‘denken’ en door de modus op te vatten onder het attribuut ‘uitgebreidheid’. In het geval van de mens zou je dan onder het attribuut ‘denken’ de geest krijgen, en onder ‘uitgebreidheid’ het lichaam.
Dit is een lastig stuk van zijn idee over de scheiding van lichaam en geest, omdat hij hier eigenlijk zegt zowel dualist [1] als monist [2] te zijn. Het standpunt dat hij een monist is, is te verdedigen doordat hij zegt dat de geest en het lichaam beide voorstellingen zijn van de mens. Zij vormen samen de mens. Aan de andere kant wordt ook het standpunt van de dualist verdedigd in zijn filosofie omdat hij zegt dat de geest en het lichaam voortkomen uit de verschillende attributen van de substantie. Omdat deze attributen absoluut niet door elkaar te gebruiken zijn, zouden lichaam en geest ook nooit een geheel kunnen zijn, maar twee totaal afzonderlijke aspecten van de mens.
Ondanks deze tegenstrijdigheid die logici in zijn werk hebben ontdekt, wordt Spinoza als een monist gezien. Dit komt omdat hij zegt dat de attributen binnen God samen vallen, ze zijn niet van elkaar te scheiden. Daarom is het volgens hem onzinnig om de mens op te delen in een lichaam en een geest. Deze vormen namelijk vanuit een alomvattend perspectief één onscheidbaar geheel.
Individualiteit
Zoals al is uitgelegd in Spinoza’s Godsbeeld, kan de wereld volgens Spinoza niet anders zijn dan zij is, omdat alles in de goddelijke substantie is. Alles is afhankelijk van God’s aard, omdat alles in Hem is. Hierdoor moet alles functioneren volgens de wetten van God, die vastliggen door Gods onveranderlijke aard. Als we dit principieel doorvoeren zouden dus ook de beslissingen van mensen niet echt bestaan, maar alleen veroorzaakt worden door Gods aard. Dit is een ontkenning van de individuele vrijheid. Hier heeft hij echter een oplossing voor gevonden.
Hij stelt dat de essentie van bijna alle dingen ‘conatus’ is. ‘Conatus’ is het streven van de dingen om te blijven bestaan, en in hun eigen zijn te volharden. Hoe meer conatus een modus heeft, hoe zelfstandiger het is, want er hangt meer af van hemzelf.
Dit zie je bijvoorbeeld bij dieren. Zij zullen er alles aan doen om niet gewond te raken of te sterven. Als zij toch gewond raken, proberen ze te herstellen. Maar wanneer de conatus te erg is beschadigd, zal het dier sterven. We spreken dan niet meer van een individu.
Het idee dat een dood wezen geen individu is, ondersteunt Spinoza met behulp van de taal. Als we het hebben over iets levenloos, wat geen conatus heeft, dan spreken we nooit over het als één. Bijvoorbeeld een poel water of een brok steen. Maar zodra we het over levende wezens hebben, spreken we in enkelvoud. Bijvoorbeeld over een vogel of een muis. Pas wanneer een levend wezen sterft, en de conatus weg is, is er geen sprake meer van een individu.
Kortweg kunnen we dus zeggen dat volgens Spinoza mensen individuele vrijheid kennen door hun wil om te blijven leven: conatus. Hoe meer men er naar streeft om te leven hoe zelfstandiger men wordt.
[1]Dualist: iemand die gelooft dat lichaam en geest gescheiden zijn