Ongeveer de helft van alle podiumkunsten is cabaret. De populariteit van deze kleinkunst is al jaren ongekend hoog. Maar dat is niet altijd zo geweest. Een belangrijk kenmerk van cabaret is het schoppen tegen vastliggende waarden en strakke normen. En dat wordt niet altijd gewaardeerd.
In de Amsterdamse Pijp begon de jood Eduard Jacobs eind negentiende eeuw een cabaret in het souterrain van zijn huis. Daar zong hij, staande aan de piano, over onderwerpen waar de kranten liever niet over schreven, de mensen liever niet over spraken en waarvan de maatschappij het bestaan liever niet wilde zien. Maar Jacobs kon het bestaan van de duistere kant van de samenleving niet ontkennen en zong over misdaad, hoeren, hypocrisie, witte-boorden criminaliteit en overspel.
Heilige huisjes omver
Nu nog steeds is cabaret een prachtig en sterk middel om misstanden en misvattingen aan de kaak te stellen en mensen een spiegel voor te houden. De kerk, politici, instituties en normen en waarden zijn veel besproken en bezongen op allerlei gebied. Al in 1917 schreef Dirk Witte het door Jean Louis Pisuisse als eerste op de plaat gezette lied "Mensch, durf te leven", waarin werd opgeroepen om je eigen leven in te richten in plaats van je aan te passen aan gangbare conventies: "De mensen bepalen de kleur van je das, de vorm van je hoed en de snit van je jas en van je leven! Ze wijzen de paadjes waarlangs je mag gaan, en roepen nog foei als je even blijft staan".
Misschien nog sterker is "Het wijnglas" ook van Witte: "Elke dag brengt nieuw' ellende, elke dag brengt nieuwe rouw, elke dag krijgt ons vertrouwen in de mensheid weer een knauw (…) Ernstig gaan de staatsbeheerders naar een feestmaal en banket, Satan heeft aan het hoofd der tafel zich als schenker neergezet, en hij vult daar met een grijslach telkenmale tot den rand met het schuimend bloed der volk'ren het wijnglas in hun hand!"
In 1984 dichtte Youp van 't Hek in "Lenen, Lenen, Betalen, Betalen" over het gemak waarmee mensen leningen afsloten om hun koopkracht te vergroten maar vergaten (of niet wilde zien) dat alleen de bank ervan profiteerde. Ook het maatschappelijk leven werd bekritiseerd. Van 't Hek in dialoog tussen zichzelf en een buurman: "Die jongens die hele dag op hun brommertjes, die doen toch niks?" "Dat is het", zei de buurman,"ze doen niks!" "Hoe weet je dat?" "Dat zie ik de hele dag!"
Ook de andere kant
Maar niet alle cabaretiers die in de afgelopen eeuw de revue zijn gepasseerd, hebben zich op deze manier geuit. Het werk van Toon Hermans waarin milde, lieve niets-aan-de-hand-liedjes de boventoon voerden bijvoorbeeld: "Geef de mens een strooien hoed, want dat staat de mensen goed, laat ze rustig lekker lopen in de zon". Het strooien hoedje en de ontspannen sfeer is ook bekend van Lou Bandy, die zijn publiek de tip gaf "Zoek de zon op" en "Eet meer Fruit". Ook nu zijn maatschappelijk onkritische artiesten als Brigitte Kaandorp, Herman Finkers en Bert Visscher immens populair.
De grens opzoeken en oprekken
Toch zijn vele voorbeelden te noemen waarin mensen schande spraken over het werk van een (podium)kunstenaar, maar die de populariteit niet aantastten en soms zelfs hebben vergroot. Bekend is de productiestop van het alcoholvrije bier Buckler mede door toedoen van Van 't Hek. Wim Sonneveld sprak over kunstmatige inseminatie in een dialoog met de onlangs overleden Ina van Faassen. Het maakte behoorlijk veel tongen los en velen klommen in de pen. Annie M.G. Schmidt, die vlak na de oorlog begon met de "Familie Doorsnee", mocht woorden als "pest", "pokkekat" of "jeetje" niet gebruiken. Nu is blasfemistische taal of gedrag veel meer getolereerd. Hier ligt een gebied tussen (massa)psychologie en kunst. Cabaret leent zich er goed voor om dat gebied te verkennen en letterlijk en figuurlijk om te spitten. Ik ga hier in mijn volgende artikelen verder op in.