We zijn nog altijd onderweg met onze camper, rijdend langs de Franse Noordkust tussen Cap Blanc Nez en Calais richting Vlaanderen. We willen nog eenmaal overnachten voor we Vlaanderen binnenvallen.
In het glooiend binnenland, net achter Cap Blanc Nez, ligt het romantisch dorpje Escalles. Gelegen op een hoogte van 0 tot 154 meter staat er aangeven, wel indrukwekkende verschillen voor dit vlakke land. Parkeren met de camper lukt hier nog net, maar zomaar overnachten zit er echt niet in en de camperboer net buiten het dorp is ook gesloten. Dus rijden we verder over de cap naar Sangatte en naar Calais. De pijlen ‘Parking Camping Car’ volgend komen we aan zee en in de haven bij de immense ferry overzetboten. We parkeren even, maar rijden dan toch terug naar de natuur van Blanc Nez. De avond valt. We wandelen in de schemering naar de top en langs de klifranden. In de langzaam donker wordende lucht lijkt het vele wit van branding, kalkkliffen en meeuwen op een surrealistisch schilderij van Magritte of Chagall. Boven bij de Cap op de nieuwe parking komen er af en toe toch nog auto’s aangereden. Afspraakplaats voor verliefde koppels, buitenechtelijke relaties of andere, meer louche zaakjes? Helemaal gerust zijn we dus niet. We slapen dan ook vrij onrustig, maar worden 's morgens toch levend en wel weer wakker.
Illegale overnachting?
Het weer is nog grijzer en miezeriger dan gisteren. De zee in de verte is nauwelijks te onderscheiden van lucht en land. Gelukkig dansen en varen er lichtjes over het water richting Dover. Nog even buiten wandelend, de slaap uit mijn slome lijf schuddend, ontdek ik, gelukkig nu pas, dat we hier helemaal niet mochten overnachten. Of hoe moet ik anders de wettekst op het bord interpreteren. 'L'arret du Arras du 29 novembre 2005 artikel 3…. le stationement des véhicules 'Camping-car' est interdit la journée'.
Maar we willen toch verder. Wij 'varen' over mist en motregen dan maar richting Belgische kust. Eerst de autoweg A26 om voorbij Calais en Duinkerken te geraken en dan terug naar de kustweg langs vervallen maar mij wel sympathiek Franse dorpen met Vlaamse namen zoals Zuydcoote. In Bray-les-Dunes vervangen we onze Franse Primagasfles en we wandelen nog eens langs een laatste stukje verlaten Frans strand.
We staan op de parking voor het toeristisch bureau. Plots stoppen net voor ons twee gemotoriseerde douaniers. Ze bestuderen wel zeer aandachtig onze Hymer. Met de vele verboden van de vorige dagen in ons hoofd zijn we er niet gerust in. Gelukkig rijden ze snel verder. Ook wij rijden verder, de Belgische grens is vlakbij en daar staan…. de twee douaniers, die ons doen stoppen. Gelukkig zijn het alleen maar camperliefhebbers die geïnteresseerd zijn in onze bijzondere Hymer B544.
Vlaamse kust door Franse ogen.
Zo rijden we toch nog gelukkig België binnen. En België is hier, tot mijn eigen verwondering ook echt anders. Meer verzorgd, rijker, gezelliger maar ook minder natuur en meer lintbebouwing. In De Panne parkeren we nog even bij de camper-caristen, drinken een koffie in een gezellig Belgisch café, om dan de halve Vlaamse kust rustig af te rijden. Dat kan hier ook want de wegen lopen zowat langs het strand. We besluiten om te overnachten in Oostende. In de Zinniastraat zou een overnachtingsplaats voor ons rijdend volkje moeten zijn. Zo’n verborgen plekje is niet altijd gemakkelijk te vinden, dus proberen we voor de eerste keer onze GPS uit. We worden tot onze verwondering rechtstreeks naar de autoweg geleid. Niet de kortste weg, dacht ik, maar misschien wel de snelste. We stribbelen nog wel even tegen, maar leggen ons lot dan maar in de handen van die buitenaardse stem. En wel degelijk, de stem brengt ons veilig op de parking bij het Maritiem Instituut. Na een wandeling door de straten van Oostende, langs de vissershaven en de Mercator overnachten we zalig in ons hangend camperbed.