Al eeuwenlang vinden er discussies plaats over de vraag of er buiten ons een hogere macht bestaat of dat dit slechts een hersenschim is. Waarom er waarschijnlijk nooit overeenstemming bereikt zal worden, is vanuit neurologisch oogpunt bekeken eenvoudig te verklaren: de behoefte aan religie en overtuiging komt automatisch voort uit de werking van ons brein.

Zingeving

Een van de vaardigheden van onze hersenen is het kunnen leggen van causale verbanden, oftewel het kunnen zien van oorzaak en gevolg. Als de oermens niet in staat was geweest om het verband te leggen tussen het eten van bessen en buikpijn de volgende dag, zouden we niet ver gekomen zijn. Deze structuur zorgt er ook voor dat we ons een voorstelling kunnen maken van de gevolgen van ons gedrag. En het maakt ook dat we zin of betekenis kunnen toekennen aan ervaringen en gebeurtenissen. Wij kunnen bijvoorbeeld zeggen: ‘Als ik toen geen lekke band had gehad, dan zou ik niet een trein later hebben gehad en dan zou ik hem of haar nooit zijn tegengekomen’.

De keerzijde van deze mogelijkheden is dat we ons lang geleden al af zijn gaan vragen waarom er lijden in de wereld is en waarom de dood bestaat. Onze hersenstructuur zorgt ervoor dat we niet anders kúnnen dan naar het waarom te vragen en daar een zinnig antwoord op te bedenken.

Deze waarom-vraag klinkt al een paar duizend jaar en de antwoorden daarop zijn gekomen in de vorm van bijvoorbeeld mythen maar ook in de vorm van (semi)wetenschappelijke verklaringen en theorieën.

Wat we waarnemen, ervaren we als de realiteit

Geuren, kleuren, smaak, geluiden, enzovoorts, komen in de hersenen in piepkleine onderdeeltjes binnen en worden daar verwerkt. Niets komt ons bewustzijn binnen als één geheel. Al die hersenactiviteit, al die verwerkingen, krijgen wij in ons bewustzijn niet voorgeschoteld maar er duikt in ons bewustzijn een beeld van het geheel op. Dit beeld is bij lange na niet compleet; er ontgaan ons voortdurend allerlei details. Dat is maar goed ook, we zouden anders gek worden van al die details die niet terzake doen. Maar we zijn ons er niet van bewust dat we niet alle details in ons bewustzijn hebben ontvangen, anders zouden we ons steeds afvragen ‘hé, waar is de rest’ of ‘zou ik iets missen’ en ‘klopt het wel wat ik nu zie’. Dat zou ons voor grote problemen plaatsen en ons erg onzeker maken in al onze handelingen en gedachten. In plaats daarvan ervaren we wat we in ons bewustzijn waarnemen, als de werkelijkheid, en daar vertrouwen we op.

Pas als we ontdekken dat we iets niet gezien hebben, kunnen we – soms met heel veel moeite – ons beeld van de werkelijkheid bijstellen. En dit geldt ook voor denkbeelden en overtuigingen; zolang ze overeenstemmen met hoe we bepaalde dingen beleven, zullen we ze als volkomen waar ervaren.

Hallucinaties worden, op het moment dat ze optreden, ook als echt ervaren. Ze kunnen optreden bij uitputting, extreme pijn, honger of dorst, bij hoge koorts, drugsgebruik, enzovoorts. Maar ook bij elektrische prikkeling van bepaalde hersencellen of – zoals het wel voorkomt bij mensen met epilepsie, migraine of een psychiatrische aandoening – als gevolg van een ‘kortsluiting’ in de hersenen.

Deze reële ervaringen kunnen later eventueel worden bijgesteld naar ‘niet echt’, maar toch zal een dergelijke ervaring in het geheugen als ‘echt’ bewaard blijven. Niet zozeer als iets dat bij de normale werkelijkheid hoort, maar als mystieke ervaring die bewijst dat er buiten ons meer is dan wij gewoonlijk waarnemen.

Religieuze ervaringen

In onze hersenen bevindt zich een centrum dat verantwoordelijk is voor het afbakenen van het ‘zelf’; als we iemands hand vasthouden, weten we welke vingers van ons zijn en welke niet. En als we op een stoel zitten, kunnen we voelen waar ons lichaam de stoel raakt. Het geeft ons het besef van onze positie in de ruimte om ons heen. Het is het ‘oriëntatiecentrum’ van de hersenen.

Ons brein is het meest gevoelige orgaan dat we hebben en om zichzelf zo goed mogelijk te beschermen, staan de hersenen twee belangrijke mechanismen ter beschikking.

In de eerste plaats houden hersenen van balans. Als een bepaald hersengebied langdurig zwaar belast wordt, zal een ander hersensysteem proberen de overmatige activiteit op te heffen door met een tegenactie te komen. Hersenen doen hun uiterste best om bijvoorbeeld pijn te verzachten, angst te reduceren of om extreme gevoelens van geluk af te zwakken. Lukt dit onvoldoende en dreigen de hersenen uitgeput te raken door de te hoge activiteit, dan beginnen ze bepaalde hersengebieden uit te schakelen. Een van de eerste gebieden dat uitgeschakeld wordt, is ons oriëntatiecentrum. Als we ergens helemaal in opgaan, kunnen we nadien het besef van ons ‘zelf’ en de omgeving waarin we verkeren, terug voelen komen. Een gevoel van ‘oja, ik ben hier, het regent, de hoofdpijn is nog steeds niet weg’, enzovoorts.

Bij meditatie, het opzeggen van mantra’s, (rituele) dansen en intens gebed gebeurt hetzelfde, soms in zeer sterke mate. Zo sterk dat het gevoel van het ‘zelf’ volkomen weg is en een intens gevoel van eenheid onstaat met bijvoorbeeld de rest van de wereld of een hogere macht.

De hamvraag

Als religie en overtuiging in onze hersenen besloten ligt, betekent dit dan dat er geen hogere macht bestaat?

Nee. Dat betekent het niet. Want als er een hogere macht bestaat, welk middel heeft deze dan om de mens te bereiken, anders dan via de hersenen? Alles, maar dan ook echt alles, kan slechts door de mens worden waargenomen via de hersenen. Lang niet altijd op een bewust niveau, maar dát is niet van belang.

Moge het inzicht, dat de mens van nature gedreven is een persoonlijke overtuiging te hebben, en dat waarheid lang niet altijd dé waarheid is, leiden tot meer mededogen, begrip en respect voor geloof en overtuiging van onze medemens… 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in