Een lucifer is een klein houtje met een kop van makkelijk brandbaar materiaal. Door wrijving langs een daarvoor bestemt oppervlak ontvlamt een lucifer.

Geschiedenis

De Romeinen gebruikten al iets dat op lucifers leek. Ze doopten houtsplinters in gesmolten zwavel. Zo konden ze snel een vuur aan maken. Ze hadden echter wel een ander vuur nodig om het stokje aan te steken.

De Fransman Chancels maakt in 1805 een lucifer, door een houten stokje een kop te geven, bestaande uit kaliumchloraat, zwavel en gom. Deze lucifers moest je ergens langs strijken. Vroeger zat er daarom een lapje leer achterop een spijkerbroek. De lucifer kon daar langs worden gestreken en ging dan aan. Dat lapje zit er nu vaak nog. De lucifers die ze toen gebruiken hadden een nadeel: bij de minste beweging ontvlamden ze.

Gustaf Erik Pasch, die in Zweden woonde, ontwikkelde in 1844 een zogenaamde 'veiligheidslucifer' (Säkerhets Tändstickor) Hij stopte niet meer alle stoffen bij elkaar die snel in brand konden vliegen. De stof fosfor deed hij in wat 'schuurpapier', dat zit nu op de zijkant van een luciferdoosje . Bij dit soort lucifers kan de lucifer alleen maar gaan branden als je de lucifer over de zijkant van het doosje strijkt. Deze lucifers worden tegenwoordig nog steeds gebruikt. Gustaf Erik Pasch vroeg er echter geen patent op aan. Een andere Zweedse man, Lundström, ging er met Pasch’ idee vandoor en vroeg er wel patent op aan. Daarom wordt hij beschouwd als de vader van de lucifer.

Lucifers in Nederland

Rond 1850 kwam ook in Nederland de luciferindustrie op gang. In de loop der jaren kwamen er ongeveer tien fabrieken. Ze maakten veel gebruik van de kennis uit Zweden. Na 1890 gingen steeds meer bedrijven samen verder. Er bestonden te veel fabrieken en zoveel lucifers waren er niet meer nodig. Zeker niet toen de aansteker erbij kwam. Uiteindelijk bleven er nog maar een paar fabrieken over. In 1979 werd de laatste luciferfabriek overgenomen door een fabriek in Zweden.

De productie

Voor de productie van een lucifer worden er eerst bomen gekapt voor het hout. Daarna wordt het hout in grote vrachtwagens vervoerd naar de fabriek. De schilmachine zorgt er daarna voor dat het hout in flinterdunne houtplaten veranderd die vervolgens in de hakmachine tot lucifers gehakt. Dit gaat met een snelheid van wel tien miljoen lucifers per uur. Daarna worden de houtjes ontbrandbaar gemaakt, dit moet voor de veiligheid. Het is namelijk de bedoeling dat je de lucifer alleen kunt aansteken in combinatie met het strijkval van het doosje. Vervolgens worden de lucifers glas gemaakt zodat er geen houtsplinters achterblijven. Daarna worden de houten stokjes in een hele lange mat geduwd. Ze worden eerst ondergedompeld in een bad van gesmolten paraffine-wax. Die zorgt ervoor dat het vuur van het bruine kopje een goede overgang heeft naar het luciferstokje. Daarna worden de lucifers nog in een chemische mix gedoopt. Tot slot worden de doosjes gevuld met de lucifers.

Soorten lucifers

Er zijn verschillende soorten lucifers. In het leger gebruiken ze speciale windlucifers. Deze lucifers blijven zelfs bij sterke wind
branden. Tot het einde van de 19e eeuw werden veel zelfontbrandende lucifers gebruikt. Deze lucifers hoef je alleen maar langs je zool of een muur te strijken en ze staan in brand. Het nadeel hiervan was dat ze bij de kleinste beweging al in brand vlogen.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in