Een atoombom werkt door de splijting van atomen. Bij de ontploffing van zo’n bom komt een enorme hitten vrij. Ook ontstaan er een superhoge druk en komt er radioactieve straling vrij.

Geschiedenis

De atoombom kwam pas na de ontdekking van neutronen in 1932. Door atomen met neutronen te beschieten, ontstonden nieuwe varianten van bestaande atomen. Die varianten waren de zogenoemde isotopen. Lise Meitner en Otto Frisch ontdekten in 1938 de kracht van een bepaald uraniumatoom, de 235U genaamd. Meitner en Otto beschoten die uraniumatomen met neutronen, waardoor er een instabiel uranium 236U-atoom ontstond, wat meteen uit elkaar viel. Dat was het principe van een atoombom. Op 3 maart 1939 kwamen Leo Szilard en Walter Zinn erachter dat er bij die reactie neutronen vrij kwamen, die belangrijk zouden zijn voor de kettingreactie van de atomen. Dat is ook de reden waarom er uraniumatomen worden gebruikt bij de vervaardiging van een atoombom. Omdat plutonium dezelfde eigenschappen heeft als uranium, wordt er ook wel eens van deze atomen gebruik gemaakt.

Nadat bekend was geworden dat de reactie kon blijven doorgaan, probeerden veel geleerden uit verschillende landen een atoombom te ontwikkelen. Iedereen was aan het experimenteren en probeerde veel dingen uit om een perfecte atoombom te maken. Er veranderde veel toen de heer J. Robert Oppenheimer de baas werd van het ‘Manhattan Project’. Oppenheimer wordt ook wel ‘de vader van de atoombom’ genoemd. In het Manhattan Project werkten ongeveer 4000 wetenschappers uit de Verenigde Staten en Europa mee. Veel van die Europeanen waren naar de Verenigde Staten gevlucht vanwege de Tweede Wereldoorlog. Die 4000 wetenschappers werkten samen aan de ontwikkeling van de atoombom. Het grote project kostte 2 miljard dollar. Zo’n 25.000 mensen bouwden aan een fabriek waarin het uranium moest worden gemaakt. Op 16 juni 1945 kon de eerste atoombom worden getest. Dit gebeurde in Alamogorda in Nieuw-Mexico onder de naam ‘de Trinity test’. Op 6 en 9 augustus 1945 vielen er twee Amerikaanse atoombommen op Japan. Eén daarvan viel op 6 augustus in Hiroshima, de andere bom viel op 9 augustus in Nagasaki. Bij deze aanval kwamen er tussen de 150.000 en 210.000 mensen om het leven. De inwoners van Hiroshima en Nagasaki hebben zelfs nu nog last van de radioactieve straling en daarnaast komt kanker er vaak voor.

Na de oorlog in Japan zijn er geen atoombommen meer gebruikt in oorlogssituaties. Ze worden slechts als afschrikmiddel door regeringen gebruikt.

Werking

Een atoombom werkt door de splijting van atomen. Er zijn verschillende soorten atomen, zoals zuurstofatomen. In een atoombom zitten uraniumatomen. Als de uraniumatomen worden beschoten met neutronen, vallen ze uit elkaar. Omdat neutronen nog kleiner zijn dan atomen, kunnen ze kern van de uraniumatomen binnendringen. Het uranium valt dan uiteen en er komt enorm veel energie vrij. Die energie kan weer andere atomen aanraken, wat leidt tot een kettingreactie die doorgaat totdat het uranium in de atoombom op is. Bij de ontploffing van een atoombom komen drie belangrijke dingen vrij: een enorme hitte (ruim 3850 °C), een superhoge druk met windsnelheden van wel 1568 kilometer per uur, en tot slot komt er bij de ontploffing radioactieve straling vrij.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in