"Maar wat doen we dan op zo'n windstille, grijze maandagmorgen?" Het is 1974; aan de TU Delft is een spontaan initiatief ontstaan in reactie op het Rapport 'Grenzen aan de Groei' van de Club van Rome. De voorzitter is een vierkante Delftse hoogleraar die reageert op de stelling van een collega dat zon en wind 'ongetwijfeld' voldoende zijn voor onze energiebehoefte. De verwijzing naar de mistige maandagmorgen is dreigend bedoeld maar mist z'n effect. De zaal reageert afkeurend. De bijeenkomst was niet bedoeld om naar sceptische geluiden te luisteren maar als enthousiasmering voor inzet van Delftse ingenieurskennis.

1.       De moeizame weg naar een Europees energiebeleid

1.1  Korte voorgeschiedenis

De samenwerking tussen de lidstaten van de EU op energiegebied is geen successtory. Juist voor energie is dat wel begrijpelijk. De nationale regering is meestal de enige die in de infrastructuur investeert en uiteindelijk leveringszekerheid garandeert. 'Samenwerking is mooi maar eerst de zaken thuis regelen', zo scheen het devies te zijn. Pas in 2009 ontstond binnen de organisatie van de EU een Directoraat Generaal voor Energie, met aan het hoofd Günther Oettinger (Dld.). De 'Oekraïense gascrisis' van 2009 nam alle twijfel weg; Rusland dreigde de gaskraan naar Oekraïne dicht te doen. De pijpleidingen voor Russisch gas liepen door dit land en Europa realiseerde zich erg afhankelijk te zijn. Niet alleen van import van gas maar van alle primaire grondstoffen voor energievoorziening.

1.2  Afhankelijkheid en CO2

Gas wordt gewonnen uit gasvelden, stroom wordt 'opgewekt' in elektriciteitscentrales. Tot aan het eind van de vorige eeuw vond stroomopwekking plaats door verbranding van fossiele brandstoffen (kolen, olie en gas) en verrijking van uranium. Daaraan kleven twee grote nadelen: fossiele brandstoffen zijn op termijn eindig en afhankelijkheid, zoals duidelijk werd in 2009, is een gevaar voor leveringszekerheid. Afhankelijkheid betekent ongemak bij politici maar maatschappelijk woog het uitstootprobleem zwaarder: niet alleen verstookt de EU op grote schaal schaarse hulpbronnen maar belast daarbij ook het milieu. Tegelijkertijd klonken de waarschuwingen over de gevolgen van de uitstoot van CO2 voor het klimaat. Zwaarwegend was ook het afvalbezwaar van atoomstroom. Er was de EU dan ook veel aan gelegen om de aanpak van al deze probleemgebieden samen te brengen onder één beleid, met als zwaartepunten energiebesparing en inzet van hernieuwbare energiebronnen. Desondanks blijft de EU, de op één na grootste economie van de wereld, zelfs op termijn van 2020, nog altijd voor bijna 50% afhankelijk van leveranties van fossiele brandstoffen uit landen van buiten de EU.

  "" "" ""

 

  Kolencentrale Vathorst, Amersfoort

Gascentrale Zwolle

Kerncentrale Cruas-Meysse, Ardèche

1.3  Het energiebeleid van de EU

Na de bijna-afsluiting van Russisch gas in 2009 kwamen de EU-landen in actie. Het beleid waartoe besloten werd omvatte de volgende doelstellingen (Europese Commissie, "Duurzame, veilige en betaalbare energie voor Europa", Brussel 2012):

  • het veiligstellen van de energievoorziening;
  • ervoor zorgen dat de energieprijzen het concurrentievermogen niet in gevaar brengen;
  • het milieu en het klimaat beschermen;
  • energienetwerken ontwikkelen.

Daaraan werd toegevoegd, dat de EU-landen zelf kunnen bepalen welke energiebronnen zij willen ontwikkelen. De lidstaten verbonden zich daarbij aan het doel, dat ze in 2020 gezamenlijk voor 20% van hun energiebehoefte uit hernieuwbare bronnen zouden voorzien. Voor Nederland betekende dat een forse opgave: ons niveau van hernieuwbaar ligt op dit moment onder de 5%. Voor een geloofwaardige weg naar 20% was, onder begeleiding van de SER, een energie akkoord nodig (2013). Dankzij dit akkoord halen we tegen 2020 misschien 14%, in de hoop dat andere landen het gemiddelde voor de EU optrekken naar 20%.

2.       Het streven van 100%-hernieuwbaar

2.1   Werken aan het ideaal

De politici togen aan het werk en de industrie produceerde een golf van innovaties voor energiezuinige producten en processen. Ook ontstonden burgerinitiatieven, vooral coöperatieve 'smart grids', in Nederland meer dan 300. Besparing biedt enorme mogelijkheden. Het personen- en goederenvervoer bijvoorbeeld, kan minder energie-intensief georganiseerd worden. Onderzoek aan de Technische Universiteiten levert niet alleen spectaculaire auto's op zonne-energie op maar ook ontwerpen voor geheel nieuwe infrastructuren. Vooral in Duitsland ontstond het idee dat we voorbij 2020 moeten denken en verder dan 20% hernieuwbaar. Het moest mogelijk zijn om tegen 2050 100%-hernieuwbaar te halen.

2.2   Rand en midden van Europa

Waterkracht en wind zijn constant beschikbaar in het noorden, zon en eveneens wind in het zuiden. In de centrale regio's zijn deze bronnen minder stabiel.  We zien opeens een ander Europa: moeder natuur verschaft een overvloed aan waterkracht, zon en wind, aan de randen van het continent. Vanuit een toekomstig energieperspectief zijn de welvarende culturen in het gematigde midden van Europa afhankelijk van de ruwe krachten uit het noorden en de verzengende hitte uit het zuiden. De vraag is, hoe de aan de randen op te wekken energie aan het midden van Europa beschikbaar kan worden gesteld. Daarvoor bestaan twee oplossingen.

2.3   Bestaande netwerken verbinden

Dit is de oplossing van de tegenwoordige belanghebbenden, de Transmission System Operators (TSO's). Ze zijn doorgaans in overheidshanden en worden geacht de hoogspanningsnetten winstgevend te exploiteren. Hun probleem is, dat ze alleen over verbindingen tussen buurlanden beschikken. Als we in Nederland zonne-energie nodig zouden hebben uit Spanje en Griekenland zou het transport een reeks grenzen moeten passeren. Dit stuit op technische, financiële en politieke problemen. TSO's beheren elk op hun eigen manier hun nationale stroominfrastructuur. Ze doen dit onder toezicht van nationale autoriteiten, die uiterst kritisch zijn op mogelijke technische en financiële effecten van doorvoer vanuit een buurland naar een ander buurland (of nog verder). Europese integratie is totnogtoe aan energietransport over lange afstand voorbijgegaan.

2.4   Een nieuw 'Supergrid'

 

""

"" ""
'Supergrid', bestaand en geplanned Afhankelijkheid nu Zoals het er uit zou kunnen zien

 

Dit is de oplossing van de voorstanders van wind- en zonne-energie. Het idee is dat Europa een 'Supergrid' aanlegt, waarmee de TSO's hun netwerken verbinden. TSO's blijven baas in eigen land, ook voor de aansluiting op het Supergrid. Ze zijn daarnaast gezamenlijk eigenaar van het Supergrid en beheren het energietransport over lange afstand. Ze stellen gezamenlijk de benodigde investeringen aan hun overheden voor, regelen de technische en financiële aspecten van onderlinge leveringen en exploiteren het Supergrid voor gezamenlijke rekening. De kern van de oplossing is, dat Europese overheden instemmen met investeringen van hun TSO buiten het eigen grondgebied, hetgeen totnogtoe volstrekt uitgesloten is. Daarom zou een Supergrid alleen mogelijk zijn op basis van een Verdrag. Net als bij 'smart grids' zou ook een Supergrid geëxploiteerd moeten worden door een coöperatie.

3.       Wat gaat er gebeuren?

Voor zover het verleden iets zegt: het is eerder voorgekomen. De Europese PTT's stichtten in de jaren zeventig ook een coöperatie voor de exploitatie van satellieten voor telecommunicatie. Het leidde tot een zeer succesvolle onderneming, eveneens gebaseerd op een Verdrag. De gelijkstroom technologie voor een Supergrid is beschikbaar (High Voltage Direct Current – HVDC). Het hopelijk beslissende argument is, dat innovaties, die totnogtoe in hun toepassing beperkt blijven tot het eigen land, dankzij een Supergrid hun weg vinden naar de hele EU (http://eupowernet.org). 

'Friends of Supergrid', Brussel; 2012.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in