Vaak doen mensen zeldzamer wordende kostbaarheid achteloos teniet. Milieurampen zijn haast aan de orde van de dag. Ze kunnen heel klein beginnen, 't Is maar of men het wil zien.
Hoe lang nog?
Zacht fluistert de wind door de bladeren van de ouder wordende boom. Het blad ritselt als herkenning van de ontmoeting met de bewegende lucht. Een vogel vindt de takken en gaat met zijn zachte pootjes op een takje zitten. Zijn spitse kopje gaat driftig heen en weer, glanzende oogjes zoeken naar voedsel. Een worm kruipt met lenige bewegingen aan hem voorbij. Het kopje van de vogel wordt alert, de oogjes gaan snel heen en weer. Dan pikt hij met zijn het snaveltje de worm razendsnel op. De worm wordt behendig in het keeltje geschrokt. Onder het takje heeft een spin een fijndradig web gesponnen, een vliegje raakt erin verstrikt. De spin klautert langs de glimmende gesponnen draden en eet het vliegje op. In een een gat in de boom kruipen ijverige mieren heen en weer. Als bedrijvige soldaatjes lopen zij in een lange sliert op hun snelle pootjes achter elkaar aan. Op de grond sjorren zij moeizaam met een larve. Verderop draagt de één een korrel de ander een kruimel en zo verzorgen zij hun maaltijd met elkaar. Er is geen onenigheid, geen strijd, geen oorlog. In de natuur regelt alles zich volgens duidelijke wetten. De natuur bepaalt wie overleeft in een wereld waar dieren hun voedsel zoeken moeten.
Kwetsbaar en kleurig strijkt een bonte vlinder neer op een teer papaverblad. Het stille blad draagt haar moeiteloos. Hij slaat zijn bonte vleugels open en fladdert naar een volgende bloem. De vlinder beseft niet hoe mooi hij is. Rupsjes schuiven op hun pootjes feestelijk voorbij terwijl zij zich met gekromde rug en geheven hoofd tegen de grond afzetten. Al knabbelend kruipen zij van blad naar blad dat heel langzaam gekartelde randen krijgt. Een krekel hurkt op een takje en springt dan op een met mos begroeide steen. Er nadert een hele grote tweevoeter, een mens, en de krekel tjeerpt benauwd:
"Hallo reus, wie ben jij?" De reus merkt en ziet niets. Hij loopt door want hij heeft een afspraak en moet op tijd zijn. De steen waarop de krekel zit trilt even van zijn stappen. Nu wordt het de krekel al te gortig, zijn elleboogjes bibberen van schrik.
"Kijk uit reus, hier is leven! Hoe heet je eigenlijk?"
"Ik heet Mens," zegt de reus in alle gauwigheid.
"Oh, laat jíj hier korrels en kruimels achter?" tjeerpt de krekel verwonderd."Tja, dan ben je eigenlijk onze vriend."
De reus Mens snapt er niets van en neemt een hap van zijn boterham die hij snel eten moet. Want, hij heeft een afspraak. Achteloos laat hij het plastic zakje van de boterham vallen. De krekel is ontzet:
"Maar Mens, dat kunnen wij niet eten en dat is niet echt en niet schoon! Wil je dat meenemen, alsjeblieft?
De Mens loopt door, want hij heeft een afspraak. Hij hoort en ziet niets meer.
De bladeren ritselen, de vlinder fladdert en de mieren sjouwen vlijtig voedsel naar hun nest. Het is vredig. Hoe lang nog, vrienden?