Voor mensen en dieren is fotosynthese van groot belang. Vrijwel alles wat we eten komt direct of indirect van planten af. Bij fotosynthese wordt de stof glucose gemaakt. Van glucose maakt een plant allerlei stoffen, zoals de stoffen waar de plant van leeft. Zonder glucose zullen de planten en bomen sterven, en er geen nieuw voedsel komen. Zonder fotosynthese zouden alle organismen uitsterven.

Waar bestaan planten uit?

Planten bestaan uit wortels, stengels en bladeren. De wortels zorgen voor aanvoer van water en daarmee belangrijke voedingstoffen die de plant nodig heeft. Ook zorgen de wortels voor een stevige houvast en in de winter bevatten ze reservevoedsel. De stengels verschillen per plant. Bij bomen en struiken heb je grote dikke stengels, die noemen we houtachtige planten. Bij veel grassen zijn de stengels echter heel smal en klein. De functie van de stengels is niet alleen de bladeren en bloemen dragen, maar ook het vervoer van de voedingstoffen. Dat gaat door middel van vaatbundels. Bij fotosynthese gaat het vooral om de bladeren. Een blad bestaat uit een bladsteel en een bladschijf. De vaatbundels via de bladsteel door in de bladschijf. Daar gaan de vaten over in nerven. Tussen de nerven ligt bladmoes. Hier vindt fotosynthese plaats.

Hoe werkt fotosynthese?

Fotosynthese gebeurt dus in het bladmoes van een plant of boom. Om glucose te kunnen vormen, want daar gaat het de plant om, heeft het bladmoes voedingstoffen nodig, vervoerd door water. Water is het transportmiddel, zou je kunnen zeggen. De wortels halen het water uit de grond, waarna het door de vaatbundels in de stengels getransporteerd wordt. Door de nerven in het blad komt het water uiteindelijk bij het bladmoes, of preciezer, in de bladgroenkorrels uit. Maar water is niet de enige benodigde. Een bladgroenkorrel heeft nog iets anders nodig als water, namelijk koolstofdioxide (CO 2). Koolstofdioxide komt namelijk ook in de natuurlijke omstandigheden van de aarde, en dus niet alleen als uitlaatgas voor. Koolstofdioxide wordt uit de lucht gehaald door huidmondjes aan de oppervlakte van de plant. De plant maakt van water en koolstofdioxide, onder invloed van licht, glucose, waterdamp (H2O) en zuurstof (O2). De waterdamp en de zuurstof zijn eigenlijk afvalstoffen voor de plant, die gebruikt alleen de glucose. Dit hele proces kan alleen onder invloed van licht. Zonder licht is het voor de bladgroenkorrel onmogelijk om de stoffen om te zetten. Bladgroenkorrels komen niet alleen in de bladeren voor, maar ook in de rest van de plant, tenminste, de stukken die licht ontvangen. Ze zitten dus niet in de wortels. Toch zijn de bladeren in dit proces het belangrijkst, ze zijn speciaal ontworpen voor de aanmaak van glucose.

Hoe doet een boom dat dan in de winter?

In de winter vallen de blaadjes van de bomen, dat weet iedereen. Maar een boom heeft die blaadjes toch nodig omdat ze voedsel produceren? Bladeren hebben veel voedingsstoffen nodig, en in de winter is de temperatuur lager, waardoor het water kouder is, en er is minder licht. Om toch te overleven zorgen planten ervoor dat er een voorraadje glucose wordt opgeslagen in de wortels. Ze trekken alle bruikbare stoffen terug uit de bladeren, waardoor die hun groene (bladgroenkorrels) kleur verliezen, en doodgaan. Dan vallen ze af. Ook stopt de boom met groeien, waardoor hij minder glucose gebruikt. In de lente wordt alles weer groen en gaat alles weer groeien. Er komen nieuwe blaadjes aan de bomen, die het hele proces weer oppakken.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in