Djunga arriveerde in 1955 met een Panamees schip aan de kade van Katendrecht te Rotterdam. Kaapverdië had hij ontvlucht ten tijde van de Portugese koloniale tijd. Toen Djunga in militaire dienst zat, werd hij door het regime van Salazar gedwongen om tegen zijn eigen landgenoten te strijden tijdens de dekolonisatieoorlog. Uiteraard voelde Djunga er niks voor om zijn eigen landgenoten de oorlog te verklaren en vertrok. Het regime van Salazar had Djunga verboden om ooit nog voet te zetten op eigen grond. Rotterdam werd zijn nieuwe thuishaven en de thuishaven van vele Kaapverdianen. Djunga fungeerde voor de nieuwkomers als steunpilaar.

""Joao Silva werd geboren in 1929 op het eiland Sao Vicente te Kaapverdië. Zijn bijnaam is Djunga de Biluca. Djunga kwam uit een heel arm gezin, die onderdrukt werd door het regime van Salazar. In de twintigste eeuw zijn er op Kaapverdië ruim 200.000 mensen om het leven gekomen door hongersnood. Op Kaapverdië is de grond niet echt vruchtbaar en er zijn vrijwel geen grondstoffen, om deze reden konden zij niet voorzien in een eigen levensonderhoud. Kaapverdië was een overzeese provincie van Portugal, maar er werd in die tijd niet naar ze omgekeken. Toen Djunga in militaire dienst zat werd de onderdrukking meer en meer bevestigd. Tijdens de dekolonisatieoorlog werd er van hem verwacht dat hij aan de zijde van de Portugezen tegen zijn landgenoten zou gaan vechten. Uiteraard voelde Djunga hier niets voor. Na zijn vertrek uit Kaapverdië was hij voor het regime van Salazar persona non grata. Ze hadden hem verboden om ooit nog voet te zetten op zijn geboortegrond.

 De nieuwe thuishaven van Djunga werd Rotterdam

In 1955 kwam Djunga middels een Panamees schip aan bij de Katendrechtse kade van Rotterdam. Al snel mengde hij zich in de Nederlandse cultuur. Vele Kaapverdianen volgden nadien. Ze kwamen merendeels aan met Griekse schepen. De Kaapverdianen die naar Rotterdam kwamen, die kozen de Nederlandse rederijen om voor te werken. Het werken op de Nederlandse schepen beviel ze goed. De zee is voor alle Kaapverdianen heel belangrijk, niet alleen vanwege de Kaapverdische ligging in de Atlantische Oceaan, maar ook door de mogelijkheden die het heeft geboden. Eb en vloed wisten zij te trotseren om een beter bestaan op te bouwen.

Eenmaal aangekomen in Nederland ontpopte Djunga zich als vader, intermediair en begeleider van de nieuwkomers. Hij hielp ze wegens de taalbarrière bij het inschrijven bij het arbeidsbureau, hij hielp ze aan werk, hielp ze aan een kamer in een pension, maakte ze wegwijs in Rotterdam en voorzag ze van werkkleding. Hij had in die tijd een winkel in scheepskleding. Niet alle Kaapverdianen hadden geld om werkkleding te kopen, Djunga gaf hen de benodigde kleding mee op voorwaarde dat ze het later zouden betalen als ze wat beter bij kas zouden zitten.

De Kaapverdiaan Constantinho Delgado begon in 1960 een pension genaamd Delta in de Jan Krijfstraat te Rotterdam. De zeelieden die geen dienst hadden en aan wal kwamen, verbleven in zijn pension. Vanaf 1968 begonnen de Kaapverdianen ook op het vaste land te werken. Ze werkten in Rotterdam meestal als havenarbeiders en als fabriekarbeiders.

Sinds de Tachtigjarige Oorlog (1568 tot 1648) hadden de inwoners van Kaapverdië een band met Nederlandse zeelieden. Tijdens deze oorlog hadden de Nederlanders de toegang verloren tot de zoutbron op Kaapverdië. Volgens de machthebbende Portugezen en de Spaanse bondgenoten waren de Nederlanders niet meer welkom. De mensen op de Kaapverdische eilanden hadden hier maling aan en lieten de Nederlanders zout winnen op Kaapverdië. Het zout hadden de Nederlanders onder andere nodig om hun voedsel te kunnen conserveren.

De identiteit en de cultuur van de Kaapverdianen in Nederland

Omdat de mensen op Kaapverdië het bewind van Salazar niet meer tolereerden emigreerden circa 200.000 inwoners van Kaapverdië naar andere bestemmingen. Ze hadden geen eigen cultuur en identiteit en waren vreemdelingen in eigen land. Officieel waren ze Portugees maar officieus waren ze dat niet.

De Kaapverdiaan Amilcar Cabral van de partij P.A.I.G.C. is één van de grootste vrijheidsstrijders aller tijden.  Cabral moedigde Djunga aan om meer saamhorigheid onder de Kaapverdianen in Rotterdam te brengen en hen bewust te maken van hun eigen cultuur en identiteit. Djunga richtte Associacao Caboverdiano op, dit is een sociëteit waar Kaapverdianen samenkomen voor de gezelligheid, om te socializen en om hun ervaringen te delen.

In die tijd richtte Djunga ook een blad op voor de Kaapverdianen in Nederland, genaamd Associacao. Tevens was hij de oprichter van de eerste Kaapverdiaanse platenlabel genaamd  Morabeza. Onder eigen beheer bracht hij een LP uit met allemaal Kaapverdiaanse nummers van verschillende Kaapverdiaanse artiesten. Nooit eerder was er een Kaapverdiaanse plaat uitgebracht, de eerste plaat van Morabeza werd daarom met veel trots omarmd. De liederen gingen veelal over Kaapverdië, de zee en over heimwee.

Djunga de Biluca, officieel consul van de Kaapverdianen in Nederland

Pas in 1975 werd Kaapverdië onafhankelijk en kon Djunga voor het eerst weer naar zijn geboorteland. Door Kaapverdië werd Djunga ondanks dat hij niet de nodige diploma’s had, aangesteld als officieel consul in Rotterdam. Vanuit Nederland hielp hij de Kaapverdianen in Rotterdam, maar ook hielp hij met behulp van de Nederlandse overheid en de Kaapverdiaanse migranten in Nederland aan de opbouw van zijn moederland. Nederland heeft tot 2009 ontwikkelingshulp geboden aan Kaapverdië.  

Alhoewel Kaapverdië bijna geen grondstoffen heeft en alles geïmporteerd moet worden, weten zij zich tegenwoordig heel goed staande te houden middels goede bestuurders. Merendeel van de ministers op Kaapverdië is vrouw. In verhouding heeft Kaapverdië de meeste vrouwelijke ministers ter wereld. Vaak wordt er gedacht dat ontwikkelingsgelden in de handen van corrupte bestuurders terechtkomen en dat ontwikkelingshulp geen zin heeft. Kaapverdië is het bewijs dat deze stelling niet altijd opgaat. Ook is Kaapverdië het bewijs dat een land met bijna geen grondstoffen of vruchtbare grond, door hard te werken op eigen benen kan komen te staan.

Djunga heeft voor zijn staat van dienst van de Nederlandse overheid een lintje gekregen. Hij is nu geruime tijd gepensioneerd en woont sinds enkele jaren op Kaapverdië. Zijn tweede vaderland Nederland zoekt hij nog regelmatig op. Djunga heeft een boek uitgebracht over zijn ervaringen als migrant in Nederland. Het boek heet ‘De Ribeira Bote a Rotterdam’ oftewel ‘Van Ribeira Bote (zijn geboortedorp) tot aan Rotterdam’.

Kaapverdianen in Nederland

Buiten Kaapverdië en Portugal om wonen er in Rotterdam de meeste Kaapverdianen. Anno 2011 zijn het er ruim 30.000, die over het algemeen zeer goed ingeburgerd zijn en Rotterdam als hun thuis beschouwen. Rotterdam wordt door de Kaapverdianen vaak gezien als het tiende bewoonde eiland van Kaapverdië.

Toen de industrialisatie in de Zaanstreek in de jaren zeventig op gang kwam verhuisde een klein deel van de Kaapverdianen in Rotterdam naar de Zaanstreek en Amsterdam. In de Zaanstreek gingen ze aan de slag bij Verkade, Duyvis, Honig, Albert Heijn, Sigma Coatings en andere fabrieken. Hoewel de migranten er altijd vanuit gingen ooit terug te zullen gaan naar hun moederland, zijn ze inmiddels diepgeworteld in de Nederlandse samenleving en vinden ze het moeilijk om Nederland de rug toe te keren. Ze hebben hier hun kinderen en kleinkinderen en hun vrienden. Ouderen kiezen er daarom vaak voor om te overwinteren op Kaapverdië en de rest van het jaar door te brengen in Nederland. Als je hen vraagt of ze in Nederland of op Kaapverdië begraven willen worden antwoorden ze vaak dat ze begraven willen worden in het land waar ze hun laatste adem uitblazen.


LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in