Magie en goochelen bestaat al sinds heidense tijden in de vorm van priesters, heksen et cetera; het zijn de durfals – de goochelaars met doodsverachting die daden verrichten waar we zelf niet aan zouden durven denken – die de meeste fans hebben gekregen en die we ons het best herinneren. Hier zijn er een paar die volgens ons tot de beste en populairste aller tijden behoren.
Jean Eugène Robert-Houdin (180501871). Jean Robert-Houdin was de zoon van een Franse klokkenmaker, die in magie geïnteresseerd raakte toen hij van een boekverkoper per ongeluk een tweedelig boek ontving over goochelen, getiteld Scientific Amusements, in plaats van de boeken over klokkenmaken die hij had gereserveerd. Hij begon magie te studeren en opende het eerste magische theater in Frankrijk. Houdin wordt beschouwd als de vader van de moderne magie en Harry Houdini ontleende zijn artiestennaam aan hem. Tot zijn populairste acts behoorden een helderziendheidsact, waarbij zijn geblinddoekte assistent (gespeeld door zijn zoon) de dingen beschreef die Houding aan de andere kant van de zaal vasthield of deed; en een zweef-act waarbij hij zijn zoon in de lucht liet hangen, enkel steunend op zijn rechterelleboog.
Alexander Herrmann (1844-1896) werd geboren in een familie die bekendstond als ‘de eerste familie van de magie’. Zijn vader was een arts die ook goocheltrucs deed. Zijn oudere broer Carl was student medicijnen maar werd beroepsgoochelaar. Toen Alexander acht jaar was, kidnapte Carl hem uit hun ouderlijk huis toen hij zag dat hij in goochelen geïnteresseerd was, en nam hem mee naar Rusland om hem de kneepjes bij te brengen. De twee broers traden tot 1885 samen op, daarna scheidden hun wegen zich. Alexander, die naar aanleiding van zijn bejubelde tournee in Rusland ‘Herrmann de Grote’ werd genoemd, werd uiteindelijk Amerikaans staatsburger. Hij stierf in 1896 in een trein op weg naar een optreden. Tot zijn populairste nummers behoorden een kaartwerpact, waarbij hij een kaart door de lucht te gooide en op de schoot van een toeschouwer achter in de zaal liet landen. Een ander nummer was het kogelvangen, een uitzonderlijk gevaarlijke truc waarbij toeschouwers geladen pistolen op hem afvuurden en hij de kogels ongedeerd opving.
Harry Houdini (1874-1926). Harry Houdini, in Hongarije geboren als Ehrich Weiss, emigreerde met zijn familie naar Amerika toen hij vier was. Op negenjarige leeftijd werd hij trapezeartiest. Hij veranderde zijn naam in Harry Houdini toen hij beroepsgoochelaar werd. De eerste naam koos hij als hommage aan Harry Keller, en de achternaam naar Eugène Robert-Houdin, alle twee goochelaars die hem sterk beïnvloed hadden. Houdini specialiseerde zich als boeienkoning, met als beroemdste nummer de Chinese waterfoltercel, waarbij hij ondersteboven werd opgehangen met zijn voeten in een blok, en men hem in een glazen tank liet zakken gevuld met water; het blok sloot de tank af. In zijn latere jaren stelde Houdini zich ten doel het bedrog van zelfbenoemde psychologen en mediums aan de kaak te stellen. Hij stierf op 52-jarige leeftijd aan buikvliesontsteking door een gescheurde blindedarm, nadat hij tijdens een optreden in Michigan op het toneel in elkaar was gezakt.
Harry Blackstone (1885-1965) werd als Harry Boughton geboren en was een van de beroemdste goochelaars in het begin van de twintigste eeuw; hij trad veelvuldig op in het vaudevillecircuit. Zijn theatercarrière begon via een komische act met zijn broer Peter Boughton. In de Tweede Wereldoorlog was hij uiterst populair dankzij shows die hij voor de troepen deed, en werd hij The Great Blackstone genoemd. Met zijn witte stropdas en jacquet werd hij als een ‘elegante’ goochelaar beschouwd, maar sommige nummers, zoals de ‘doorgezaagde dame’, getuigden van een bloederige fantasie. Deze illusie wordt met een cirkelzaag uitgevoerd. Blackstone liet zien hoe die gebruikt ging worden door een stuk hout door te zagen. Vervolgens werd een assistente op tafel gelegd en in tweeën gezaagd, en men zag de zaag door haar lichaam gaan. De lichaamsdelen van de vrouw worden door de zaag uiteengerukt, ze gilt, de zaag stopt en natuurlijk is ze ongedeerd. Een andere beroemde illusie is de verdwijnende vogelkooi, waarbij Blackstone kinderen op het toneel uitnodigt en hen vraagt een kooi met een kanarie erin aan te raken. Blackstone laat de kooi vervolgens zakken, gooit hem weg en zowel kooi als kanarie verdwijnen voor de neus van de kinderen in het niets. In zijn latere jaren trad Blackstone op in The Magic Castle, een nachtclub voor goochelaars en goochelfans. Hij stierf in 1965. Zijn zoon Harry Blackstone junior trad in zijn voetsporen en is nu zelf een beroemde goochelaar.
David Copperfield (1956- heden) wordt door Forbes Magazine beschreven als de commercieel meest succesvolle goochelaar ooit. Hij begon er al mee toen hij tien was, en op zijn twaalfde werd hij toegelaten tot de Society of American Magicians. Copperfield werkt graag met grootschalige illusies en grote goochelnummers. Tot zijn beroemdste nummers behoren de laser-illusie en de vlieg-illusie. Bij de laser-illusie wordt Copperfields lichaam door zijn assistenten met behulp van een laserstraal in twee of meer delen gesneden. Zijn bovenlichaam gaat op een stoel zitten en zijn onderlichaam loopt door. De vlieg-illusie is een levitatietruc waarbij hij rondvliegt boven het toneel, schijnbaar niet ondersteund door draden. Copperfield nodigt vervolgens iemand uit het publiek uit, meestal een vrouw, om met hem mee te doen en samen vliegen ze rond a la superman. Copperfieled werd in één klap beroemd toen hij – verscheidene malen – voor de ogen van het publiek een levensgrote Learjet en het Vrijheidsbeeld in het niets liet verdwijnen.
David Blaine (1997-heden). David Blaine White, van Puertoricaanse en joodse afkomst, was vier jaar toen hij in magie geïnteresseerd raakte, nadat hij in de metro een goochelaar aan het werk had gezien. Blaine is vervolgens doorgegroeid naar grootschalige fysieke stunts zoals ‘levend begraven’, waarbij hij zeven dagen lang in een doorzichtige plastic kist wordt begraven, onder een tank gevuld met 3,5 ton water. Blaine hield zich een week lang in leven met twee tot drie eetlepels water per dag, en zijn enige communicatiemiddel met de buitenwereld was via een handzoemer. In 2000 voerde Blaine nog een uithoudingsproef uit, ‘Bevroren in de tijd’ getiteld, waarbij hij 62 uur lang in een blok ijs werd opgesloten met alleen lucht en water om in leven te blijven. Twee jaar later trotseerde hij de duizeligheid door 35 uur lang op een 30 meter hoge, 55 cm brede pilaar te blijven staan, waar hij de wind en het gure weer verdroeg zonder eten. Zijn tour de force is de illusie van de zelf-levitatie, waarbij hij zichzelf 60 cm van de grond tolde. Blaine wordt wel de nieuwe Harry Houdini genoemd.
Deze lijst is absoluut niet uitputtend. Er zijn nog veel meer goochelaars – sommige van eeuwen geleden, andere van heel recent – die beroemd zijn geweest en waarschijnlijk tot de beste behoren. Magie blijft fascineren – in goede en in slechte tijden – en heeft een miljardenindustrie van magische trucs, accessoires, instrumenten, boeken en uitmonsteringen.