Een oude fiets blikt terug op zijn leven en constateert gelaten en depressief dat hij niet meer van tel is, zelfs niet als decoratiestuk. Hij geeft af op de nieuwe generatie fietsen én op hun gebruikers. Voorts heeft hij het ook niet begrepen op mensen die dingen gebruiken waarvoor ze eigenlijk niet bedoeld zijn.

U daar. Ja, u. U had me niet gezien hè? Haastig dribbelde u langs me heen, want wie besteedt er nu aandacht aan afval. Een hoop roest in een hoek? Jammer… .

Weet u wel wie ik ben? Natuurlijk niet. In de oorlog heb ik dienst gedaan als vervoermiddel voor de onverschrokken leden van het verzet. Jazeker! Ik werd goed onderhouden en gekoesterd, want levensbelangrijk. Een mooie tijd… . Na de oorlog werd ik eigendom van Janszoon, van de boerderij op het Kiel. Kent u ook niet? Oh. Nou, daar werd ik gebruikt voor de meest uiteenlopende karweien. Door het aardappelveld, hotsend en botsend, om eten te brengen naar de knechten. Of soms met een grote bussel stro op mijn stang. Hebt u dat gezien? Een dubbele stang! Ik kon een paard dragen als het moest. 

Nu sta ik hier te verpieteren. Soms hoor ik ze lachen, mijn achter- achterneefjes en nichtjes. Verwende nesten. Met hun flitsende spaakjes en gillende kleurtjes. Als ze een dag in de regen staan piepen en kraken ze al. Pfoeh! Ze kijken genegeerd van me weg, als ze passeren hier. Kunt u dat geloven? Er is geen respect meer. Ok, ik geef toe, dat ik niet echt aantrekkelijk ben om naar te kijken. De lucht is uit mijn banden, ben veel te zwaar. Kan zonder hulp niet meer rechtstaan. Tja, de leeftijd hè. Maar tellen de daden van mijn jeugd niet meer mee? Is de betrouwbaarheid die ik heel mijn actieve leven hoog in het vaandel droeg, niet meer van tel? Je voelt je zo nutteloos op den duur. Alsof je enkel maar kostbare plaats inneemt.

De laatste jaren heb ik in een tuin gestaan van een jong, hip koppeltje. Toen ze me meenamen van de rommelmarkt dacht ik dat ik gered was! Je hoort verhalen…tsjonge! Dat ze je meenemen en allemaal bijeensteken en in een oven gooien en zo. Maar ja, ze zeggen zoveel.. Enfin, ik dus mee met dat koppeltje. Zetten ze me in de tuin, steken een bloempot in mijn kont en een stenen kikker op mijn kop! Ik geneerde me kapot. Gelukkig kon niemand me zien. Hoe ik hier terechtgekomen ben weet ik eigenlijk niet zo goed. Op een nacht werd ik uit de tuin geplukt en na een tijdje zo maar gedropt hier door die yup met zijn melkbaard.

Gisteren viel ineens mijn bel van mijn stuur. Een kabáál. Ik schaamde me kapot. Als je zelf geen controle meer hebt over je lichaamsfuncties… . Je zou door de grond willen zakken. Er rest me niets meer dan mijn einde af te wachten. Overgeleverd aan de elementen. Vroeger lachte ik ze uit, de zon en de regen en de wind, maar nu geselen ze me voor mijn hoogmoedigheid. Je word er nederig van. Alhoewel. ’t Is allemaal, sorry hè, klote.

Gaat u maar verder. Als ik zelf moet smeken om medeleven, hoeft het niet voor mij. Spring maar op uw kunststof scharminkel met die flinterdunne bandjes en die vier spaken. Uzelf ziet er ook maar potsierlijk uit met dat malle, schreeuwerige pakje en die domme pot op uw hoofd. Jongens toch. Ik schaam me haast om familie te zijn.

Opdracht uit een schrijfcursus, een hele tijd geleden.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in