De laatste jaren wordt dyslexie wel eens een hype genoemd, steeds meer kinderen blijken het te hebben. Natuurlijk is het niet zo dat er daadwerkelijk meer kinderen met dyslexie zijn dan jaren terug, het onderzoek naar deze taalstoornis wordt echter steeds beter waardoor kinderen al op jonge leeftijd gediagnosticeerd kunnen worden. Hoe wordt er omgegaan met kinderen met dyslexie?
Wat is dyslexie?
Volgens Stichting Dyslexie Nederland is dyslexie een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en/ of vlot toepassen van het lezen en/ of spellen op woordniveau. Dyslectici lezen traag en maken veel spelfouten. Daarnaast hebben ze ook moeite met zinsconstructies. Een kenmerk van dyslexie is dat de problemen hardnekkig zijn en niet verdwijnen in de loop der jaren.
Dyslexie heeft niet alleen betrekking op het lezen, maar heeft daarnaast te maken met het onthouden van bijvoorbeeld versjes of namen. Vaak ontstaan er ook moeilijkheden wanneer kinderen leren klokkijken of lange nummers moeten onthouden. Dyslexie is een aangeboren hersenfunctiestoornis. Kinderen met dyslexie hebben moeite met het automatiseren van woorden. Normaalgesproken wordt een woord na een aantal keer lezen opgeslagen in het lange termijngeheugen. De volgende keer dat het woord gelezen wordt, komt het uit het geheugen en wordt het woord dus in één keer herkend. Dit heet automatisering. Dyslectici hebben moeite met deze stap, zij zullen het woord iedere keer letter voor letter moeten lezen. Hierdoor gaat het lezen niet vloeiend.
Herkennen van dyslexie in het basisonderwijs
Al op jonge leeftijd kunnen kinderen gescreend worden op dyslexie. In de kleuterklas is het moeilijk te zien of een kind daadwerkelijk dyslectisch is, maar er kunnen wel vast risicokinderen worden aangewezen. Dyslexie is erfelijk. Wanneer een van beide ouders dyslexie heeft, is de kans dat het kind ook dyslectisch is veertig tot zestig procent. Als beide ouders dyslectisch zijn, loopt deze kans zelfs op tot tachtig procent. Daarnaast hebben kinderen die uit een taalarme omgeving komen een grote kans op taalproblemen in het basisonderwijs. Dit zijn bijvoorbeeld kinderen uit allochtone gezinnen waarbij de ouders het Nederlands onvoldoende beheersen. Maar ook kinderen met Nederlandse ouders lopen een risico wanneer de ouders onvoldoende tijd aan taal besteden thuis.
Zelfs in groep 3 wanneer kinderen bezig zijn met het leren lezen en schrijven, kan dyslexie nog niet gediagnosticeerd worden bij een leerling. Dit komt omdat het lees- en schrijfproces nog niet voldoende is gevorderd om hier uitspraken over te kunnen doen. Wel kunnen vermoedens worden uitgesproken. Vanaf groep 4 kan het echte testen beginnen.
Diagnostiek
Om een leerling met dyslexie te kunnen diagnosticeren, moet er aan drie voorwaarden worden voldaan. De eerste is het achterstandscriterium. Dit wil zeggen dat er een significant verschil moet zijn tussen het niveau van de leerling en het niveau van leeftijdsgenootjes. Er moet een duidelijke achterstand op te merken zijn. Daarnaast moet er sprake zijn van didactische resistentie. Dit houdt in dat adequate oefening en instructie niet helpen. Wanneer een leerling wel vooruit gaat met de juiste begeleiding, is er geen sprake van dyslexie maar van een gewone taalachterstand. Tenslotte mag er geen alternatieve verklaring voor de achterstand zijn. Zo mag er geen andere stoornis bij de leerling gediagnosticeerd zijn, die mogelijk invloed heeft op de taalontwikkeling.
Behandeling
Er is niet zoiets als een behandeling voor dyslexie. Wanneer je wordt geboren met deze stoornis, zul je er mee moeten leren leven. Natuurlijk is een goede begeleiding van belang. Leerkrachten dienen rekening te houden met de problemen die de leerling ondervindt en hem daarbij te ondersteunen. Dit kan door bepaalde toetsen mondeling af te nemen, extra tijd te geven voor opdrachten, veel te oefenen met lezen en de leerling duidelijk te maken dat hij niet dom is en er niks aan kan doen.
Stichting Dyslexie Nederland
Verschueren & Koomen (2009). Handboek Diagnostiek