Het wordt ons niet makkelijk gemaakt om zelf te denken, met als gevolg dat we vooral napraten wat we van anderen horen. Om een voorbeeld te geven. Hoeveel mensen zeggen niet simpelweg dat mentol of pepermunt verfrissend is. Terwijl het niet de mentol of pepermunt is die verfrist, maar het effect dat mentol en pepermunt heeft op ons lichaam. Want verfrissen is een gevolg van het dalen van onze lichaamstemperatuur, doordat we warmte verliezen via onze huid. Iets wat overigens op twee manieren kan.
Napraten
Andere mensen napraten is makkelijker dan zelf alles bedenken. We kunnen nu eenmaal niet alles weten van alles wat er te weten is op deze planeet. Zelfs niet tegenwoordig met internet en bijna totale toegang tot alle informatie op internet. Dus napraten is makkelijker. Want om anderen na te praten hoef je alleen maar te vertrouwen op de ander en je hoop dat de ander naar waarheid zijn uitspraken doet. Dat we daarbij vaker uitgaan van het idee dat de ander weet waar hij over praat, omdat hij met zelfvertrouwen zijn uitspraken doet, dat is niet belangrijk. Dat we daarbij vergeten dat het heel goed mogelijk is dat iemand met volledig zelfvertrouwen zijn uitspraken doet, omdat hij niet weet waar hij over praat is niet belangrijk. Onze onbewuste redenering is simpelweg:
Als iemand met zelfvertrouwen over iets praat, dan komt dat omdat hij weet waar hij over praat. Want zelf zou ik nooit met zelfvertrouwen over iets praten waar ik niets vanaf weet.
Dat het vanuit onwetendheid ook heel goed mogelijk is om met zelfvertrouwen over iets te praten dat vergeten we voor het gemak. Ook al doen we dat zelf dus dagelijks als we anderen napraten die met zelfvertrouwen hun uitspraken doen.
Een voorbeeld is ons napraten van politici. Zo roepen sommige politici al jaren met zelfvertrouwen dat het de arbeidsimmigranten zijn die ervoor zorgen dat Nederlanders het zo slecht hebben op de arbeidsmarkt. Of dat de verwording van de Nederlandse maatschappij een gevolg is van de afwijkende cultuur van allochtone Nederlanders. Dat ondertussen de arbeidsmigranten uit het Middellandse zeegebied de groep met het grootste aantal werklozen is in Nederland, daar hoor je de politici nauwelijks over. Dat de afwijkende cultuur van allochtonen die misdrijven begaan alleen geldt voor een klein groepje jongeren, die vooral uit arme gezinnen komen, dat verzwijgen de politici ook maar. Waarbij ze ook verzwijgen dat groep autochtone jongeren uit vergelijkbare arme gezinnen als allochtone jongeren een vergelijkbaar percentage criminelen voortbrengt. Blijkbaar is het de armoede die mensen aanzet tot misdaden, niet hun voorouderlijke herkomst.
Ondertussen praten wij “gewone” Nederlanders die politici zonder nadenken na. Waarbij we zelfs als iemand durft in te gaan tegen onze opmerking onze uitspraken rechtvaardigen met de opmerking:
Dat heb ik een politicus horen zeggen en die zou dat echt niet zo maar zeggen als het niet waar was.
Of we maken het nog een slag erger:
De politicus die het zij was heel zeker van zijn zaak en zelf ken ik ook een paar gevallen die de uitspraak van die politicus bevestigen.
Zelfdenken
Als het gaat om zelfdenken dan heb je het eigenlijk over kritisch zijn over wat anderen zeggen en wat je zelf denkt. Daarbij gelden eigenlijk een paar kleine voorwaarden.
Ten eerste moet je begrijpen wat de ander zegt. Dus als iemand je iets vertelt wat je niet snapt, dan kun je ook niet kritisch zijn en zelfdenken. Stel iemand vertelt je iets over hoe je met statistiek een schatting kunt maken van de betrouwbaarheid van een hypothese die je hebt. Als je niet weet wat betrouwbaarheid en hypothese is, dan kun je ook niet kritisch zijn over deze mogelijkheid van de statistiek.
Ten tweede moet je vertrouwen op je eigen kennis. Of te wel is dat wat je weet volgens jou goed genoeg om te controleren of de uitspraken van de ander betrouwbaar zijn.
Ten derde moet je de uitspraken van de ander durven wantrouwen. Eigenlijk komt het er op neer dat je niet bang moet zijn om kritisch te zijn over wat de ander zegt. In zekere zin moet je jezelf buiten de groep durven plaatsen met je kritiek, ook al is het misschien maar een groep van twee personen.
Ten vierde moet je de motieven van de ander ter discussie durven stellen. Want het kan best zijn dat iemand met veel zelfvertrouwen iets zegt, terwijl dat vooral voortkomt uit zijn behoefte om jouw te overtuigen. Zodat je op hem zult stemmen bij de volgende verkiezingen, als het om een politicus gaat. Of het gaat hem er om dat je bij hem koopt, als het om een verkoper gaat.
Ten vijfde moet je niet bang zijn om voor jezelf toe te geven dat je het niet weet. In zekere zin moet je dom durven zijn. Want alleen als je dom durft te zijn, kun je vragen stellen aan de ander die misschien als dom ervaren worden, maar waardoor je wel weer zelf kunt gaan denken.
Uitvoeren
Als je aan de vijf voorgaande voorwaarden hebt voldaan, dan is het niet zo moeilijk om zelf te denken. Want dan komen er vanzelf vragen bij je op over het onderwerp waarover gepraat wordt.
Iemand vertelt je bijvoorbeeld over de verfrissende werking van menthol. Iets wat bijvoorbeeld handig is als je het warm hebt. Maar als je de kennis hebt van hoe menthol werkt, dan weet je dat het niet de menthol is die verfrist, maar iets anders.
Wat de menthol doet is zorgen dat de bloedvaten dicht onder de huid verwijden, daardoor kan er meer bloed door de aderen. Omdat de huid koeler is dan de rest van je lichaam, koelt het bloed in deze aderen direct onder de huid af en krijg je een gevoel van koelte. Daarnaast neemt de warmte van je huid toe door de toegenomen hoeveelheid bloed, waardoor het zweet op je huid sneller verdampt. Het verdampen van zweet kost energie en dus koelt je huid ook weer snel af.
Dus niet de menthol zorgt ervoor dat je verfrist, maar de reactie van je lichaam op de menthol. Nu kun je dus de vraag stellen:
Maar wat doet menthol dan precies.
Maar stel dat je niet weet hoe menthol werkt. Maar je weet bijvoorbeeld wel dat verdamping van vocht op de huid voor verfrissing zorgt. Dan kun je de vraag stellen:
Verdampt de menthol dan om te zorgen dat je je verfrist voelt.
Of je wantrouwt de uitspraak van de ander. Bijvoorbeeld omdat het een verkoper is. Dan kun je de vraag stellen:
Wat doet de menthol, waardoor je je verfrist voelt?
Als iemand daar geen antwoord op weet, dan moet je gaan twijfelen aan de betrouwbaarheid van de uitspraak en de motieven van de verkoper. Want dan is de kans groot dat de ander je probeert te overtuigen met zijn ongefundeerde zelfvertrouwen, gebaseerd op het zelfvertrouwen van iemand die hij napraat.
Maar wat nu als je het echt niet weet, je hebt nog nooit gehoord van menthol. Je zou jezelf dus gewoon dom kunnen noemen. Dan moet je dus de moed op durven brengen om toe te geven dat je het niet weet. Bijvoorbeeld door de vraag te stellen:
Wat is menthol eigenlijk? Waarom heeft het een verfrissende werking?
Conclusie
Het is altijd makkelijker om andere mensen na te praten. Zeker als ze met veel zelfvertrouwen hun uitspraken doen. Dan nemen wij mensen op basis van het zelfvertrouwen van de ander aan dat hij weet waar hij het over heeft. Ook al is dat zelfvertrouwen misschien wel weer gebaseerd op het zelfvertrouwen van een ander. In zekere zin komt het er dus op neer dat we zelf moeten denken bij alles wat we horen. Maar daarvoor moeten we vertrouwen op onze eigen kennis. We moeten de uitspraken en motieven van anderen durven wantrouwen. We moeten de ander kunnen begrijpen. We moeten onszelf dom durven vinden.
Als ons dat alle vijf lukt dan is het vaak geen enkel probleem om kritisch naar de uitspraken van anderen te luisteren.
Afbeeldingen via Morguefile.