Wat gaat er door het hoofd van een vrouw als tijdens haar eigen begrafenis de rouwenden aan haar kist ziet voorbij trekken?
Ik denk dat ze me niet kunnen horen. Die wanden zijn zo dik bekleed dat ik niet eens de echo van mijn eigen stem kan horen. Een lekker gevoel wel. Hoef ik ‘ns een keer geen blad voor de mond te nemen. En niet te schrikken van wat ik mezelf hoor zeggen.
Dat is eigenlijk altijd het ergste. Dat nat-warme gevoel dat vanuit mijn hals omhoog kruipt als ik mezelf iets doms hoor zeggen. Wat ikzelf dom vind, uiteraard. Wat dat is, wat ik dom vind klinken? Nou, bijvoorbeeld als ik klink als mijn moeder. Daar heb ik dus ongelofelijk de schurft aan. Maar desondanks ga ik de laatste tijd steeds meer als mijn moeder klinken. En het ergste is, ik ga maar door en maar door, zelfs als ik het aan mezelf hoor. Ga ik net zo ratelen als een kip zonder kop als ma. Gut. Komt me ze daar net binnen. Als je over de duvel praat.
Duvel
Dat is iets van mijn grootmoeder, duvel. Als streng opgevoed katholiek – bij de nonnen in Hamont! – kreeg die ‘duivel’ niet over d’r lippen. Maar ‘duvel’ mocht dan wel weer. Heb ik nooit iets van gesnapt. Van willen snappen. Terwijl ik toch blij was dat ze geen Engels verstond in die tijd dat ik de Stones grijsdraaide. Stel je voor: sympathie for the devil.
Oma vond dat ik niet als een fatsoenlijk meisje opgroeide. Spijkerbroeken, jongens over de vloer, aan brommers sleutelen. Dát hoorde een net meisje niet te doen. Had ik toen die spreuk al maar gekend: brave meisjes komen in de hemel, brutale meisjes komen overal. En ik ben nog lang niet overal geweest waar ik zou willen komen, maar wel een heel stuk verder dan ma en oma. Die zijn allebei blijven hangen in hun ongelukkige huwelijken met alcoholisten en andere stukken verdriet.
Krokodillentranen
Staat ze me daar krokodillentranen te plengen. Meteen het middelpunt van belangstelling, want zíj is zielig. En nooit is het haar schuld. Veel te jong met kind geschopt: niet haar schuld, in die tijd kon je er nog niets tegen doen. Veel te jong getrouwd: er kwam immers een kind aan. Getrouwd met een foute vent: maar hij was toch de vader van haar kind! Nooit durven scheiden: dat kon je je kinderen toch niet aandoen? Kutsmoezen! Wat een kutsmoezen. En ondertussen diezelfde kinderen allemaal klaarstomen voor de therapeut.
Hé. Daar heb je neef Jim. Had ik wel gedacht die zou komen. Al was het maar om zijn lievelingstante te troosten. Daar is ma ook ijzersterk in: lievelingstante spelen. Zodat niemand van de familie gelooft wat een kutmoeder ze is. Bij Jim kan ze van d’r leven niet meer stuk. De begripvolle tante die er voor hem was toen hij uit de kast kwam. Als ik lesbo was geworden, had ze ter plekke een rolberoerte gekregen.
Hekel
Was wel een bak geweest. Maar ondertussen heb ik haar leven toch verpest door al dertig jaar gelukkig te zijn met dezelfde man. Jézus, wat had ze vanaf het eerste moment een hekel aan hem. Om alles wat ie niet was. Dat we simpel heel veel van elkaar houden, daar snapt ze na al die jaren nog altijd niets van. Maar ja, hoe zou je zoiets ook moeten snappen als je het niet kent.
Jammer dat ik niet kan horen wat ze allemaal zeggen. Da’s wel weer een nadeel van die pluchen wanden. Maar het ligt wel supercomfortabel man. Zoals in een waterbed, maar dan zonder het geklots. Je krijgt helemaal niet de neiging te gaan verliggen, zoals in bed als je niet in slaap kan komen.
Praatje maken
Ik vraag me eigenlijk wel af of ik nu nog moet slapen. Ik hoop het eigenlijk wel. Want straks is iedereen natuurlijk weg en ik kan niet eindeloos in mezelf liggen kletsen, toch? Ik ga maar ‘ns proberen uit mezelf te treden, of zo. Misschien zijn er wel andere dooien in de buurt waar ik een praatje mee kan maken.