We weten allemaal dat kinderen een taal kunnen leren. Maar hoe doen ze dat nou precies? Er wordt uitgegaan van verschillende mogelijkheden. Tot deze mogelijkheden behoren: imitatie, analogie, straf of beloning en de aangeboren hypothese. Wat houden deze mogelijkheden precies in en zou één mogelijkheid simpelweg de beste zijn of zou het een combinatie zijn?
Imitatie
Zouden kinderen een taal leren door imitatie? Dat wil zeggen dat ze de taal van hun omgeving overnemen. Helaas is het niet zo makkelijk. Natuurlijk is imitatie tot op zekere hoogte wel belangrijk, maar het zorgt er niet voor dat kinderen een taal helemaal kunnen beheersen. Dat kinderen niet alleen imiteren heeft alles te maken met het feit dat ze woorden die ze nog nooit eerder hebben gehoord in bepaalde contexten toch kunnen begrijpen. Kinderen kunnen dus meer dan dat ze alleen maar horen. Imitatie alleen is dus niet het antwoord op de vraag hoe kinderen een taal leren.
Analogie
Analogie betekent dat kinderen een zin die ze horen gebruiken als voorbeeldzin om andere zinnen mee te vormen. Dat betekent dus dat ze dan maar één soort zin kunnen produceren. De vraag is dus of kinderen door analogie een taal leren? Natuurlijk is ook dit niet een compleet antwoord. Kinderen kunnen namelijk enorm veel soorten zinnen produceren, dus niet alleen zinnen met allemaal dezelfde structuur. Als dit het geval zou zijn zou analogie een goede methode zijn. Maar taal is veel creatiever dan dat.
Beloning
Kinderen die een taal aan het leren zijn worden vaak beloond als ze het goed doen. Bijvoorbeeld als ze een goede zin zeggen krijgen ze er positieve reacties van hun ouders voor terug. Ouders willen hun kinderen dan ook verbeteren en als het kind luistert dan wordt hij beloond en anders niet. Het is echter heel moeilijk om jonge kinderen te zeggen hoe ze moeten praten. Kinderen zijn namelijk heel eigenwijs op dit gebied en het is niet makkelijk om als volwassene je kind de juiste taal te leren. Dit is dus ook niet de manier waarop kinderen de juiste grammatica van een taal leren.
Zowel imitatie, analogie en straf of beloning gaat ervan uit dat kinderen zinnen moeten leren. En dat terwijl kinderen eigenlijk de grammatica van een taal moeten leren om zo zelf de juiste zinnen te vormen. Wat is dan wel de reden dat kinderen makkelijk een taal kunnen leren?
De aangeboren hypothese
Deze hypothese gaat uit van het feit dat kinderen geboren worden met een zogenaamde blauwdruk voor taal. Dat betekent dat kinderen al bij hun geboorte gevoelig zijn voor taal en dat ze uit de spraak uit hun omgeving zelf de grammatica van hun moedertaal kunnen vormen. De stadia waar de kinderen doorheen gaan tijdens het verkrijgen van hun taal zijn universeel. Dat wil zeggen dat voor elke taal op de wereld de kinderen door ongeveer dezelfde stadia gaan. De aangeboren hypothese gaat dus verder dan bepaalde zinnen die kinderen moeten leren, het gaat om de grammatica van een taal waardoor een kind uiteindelijk zelf zijn moedertaal volledig kan beheersen!
Boek 'An introduction to language' van Victoria Fromkin