Het belangrijkste onderwerp in de epische werken uit de tijd van Hesiodos en Homeros is de Trojaanse Oorlog, de mythische strijd tussen de Phrygische Trojanen en de verenigde Achaiërs. Over de ware toedracht van het conflict tussen de Grieken en de Trojanen, geven Griekse bronnen ons bitter weinig informatie: de Ilias (Homeros’ epos dat het tiende jaar van deze oorlog beschrijft) werd slechts sporadisch als historisch onjuist gezien. Daarentegen bieden Hittitische annalen ons meer bruikbare gegevens – evenzo kan een Kanaänitische achtergrond worden bepleit.
De annalen van de Hittieten voeren ons terug naar de tweede helft van de veertiende eeuw v. Chr., als de Hittitische koning Mursili II Arzawa aanvalt, het machtigste land in het westen van Klein-Azië. De vorst van Arzawa, Uhhaziti, zag zich derhalve gedwongen te vluchten uit de hoofdstad van Arzawa, Abasa (in het Grieks: Ephesos). Hij ging te schip naar het Griekse vasteland, waar hij in ballingschap ging. Ofschoon Uhhaziti kort na zijn ballingschap stierf, bleef zijn familie in de landen van de Mykeense beschaving wonen. Het verlangen van deze koninklijke familie om de macht over haar oorspronkelijke land te heroveren was mogelijk een onderliggende reden voor prins Pijamaradu (waarschijnlijk de oom van Uhhaziti) om politieke en militaire campagnes op de kustgebieden van Klein-Azië te houden. De Griekse aristocraten steunden hem hierin en gaven hem toestemming om het Griekse Miletos (‘Millawanda’ in Hittitische bronnen) als basis voor zijn campagnes te gebruiken. Al deze gebeurtenissen hadden tot gevolg dat de Klein-Aziatische stadstaat Wilusa (in het Grieks ‘Ilion’, bij ons bekend als ‘Troje’), een bondgenoot van het Hittitische Rijk, zich ook bedreigd voelde door prins Pijamaradu en derhalve, op advies van de Hittitische koning, militaire steun zocht bij het buurland SÄ?ha. Nu wilde de Hittitische koning Muwatilli II (1290-1272 v. Chr.) de politieke stabiliteit in Klein-Azië behouden en sloot daarom een verdrag met de Trojaanse koning Alaksandus (‘Alexandros’ in het Grieks): Troje werd een vazalstaat van het Hittitische Rijk. In de zogeheten Tawaglawa-brief deed de Hittitische koning Hattusili II (ca. 1265-1240 v. Chr.) een dringend verzoek aan de Mykeense Hoge Koning, om druk uit te oefenen op de agressieve Pijamaradu. Tevens liet Hattusili II weten graag te onderhandelen met Pijamaradu.
En daar eindigen de annalen. Een verdere gedetailleerde historie ontbreekt dan ook. De enige twee Trojaanse monarchen wier bestaan echt evident is, waren Alaksandus (Alexandros) en Kukkunni (Kyknos). Andere Hittitische bronnen vertellen ons verder dat de stad Troje betrokken raakte bij conflicten, waarin prins Pijamaradu van Arzawa, de Achaïsche vorsten en de Hittitische koning in betrokken waren. Voor de rest moeten we het doen met de gegevens die klassieke auteurs als Homeros ons bieden en de vondsten van de Duitse archeoloog Heinrich Schliemann (1822-1890). De opgravingen die deze man in de jaren ’70 van de negentiende eeuw in het huidige Turkije deed, maakten al snel duidelijk dat het historische bestaan van de stad Troje geen fabeltje is: één der tien bovenop elkaar gebouwde steden was afkomstig uit de tijd waarin de Trojaanse Oorlog zich afspeelde en was inderdaad door brand verwoest. Hierbij komt nog dat ‘Alaksandus’, een historische koning van Troje, in De Ilias terugkeert als de bijnaam van de Trojaanse prins Paris (Alexandros) en dat de naam ‘Kukkunni’ wordt geëchood in de Trojaanse bondgenoten die de naam Kyknos dragen. Daarentegen is de naam ‘Priamos’, volgens De Ilias de oude koning van Troje, waarschijnlijk een Luwische naam: Pari-muwas – in het weinige aan ons overgeleverde bronmateriaal is tot op heden nog geen verband gevonden tussen deze naam en de stad Troje.
Een andere interpretatie van enkele Trojaanse figuren brengt ons in Bijbelse sferen; in dit geval zou Priamos zijn afgeleid van Piream, Paris van Perez en Anchises van Achis, alle drie personages in het Oude Testament (respectievelijk Jozua 10:3, Genesis 38:29 en i Samuel 27:2).
Het verhaal van de Trojaanse Oorlog berust waarschijnlijk deels op de ware historische toedracht, deels op andere verhalen die ermee zijn geassocieerd. Het verhaal van de schaking van Helena is vrijwel zeker afkomstig uit de Kanaänitische stad Ugarit, waar het epos Keret werd opgesteld (hierin wordt Huray, de echtgenote van de hoofdpersoon Keret, ontvoerd naar de stad Udm). Verder weten we dat Troje was aangesloten bij een (overwegend Hittitische) confederatie, die de handelswegen van de Achaïsche vorsten ernstig in de weg stond: in de ogen van latere Grieken kan dit gemakkelijke het belangrijkste motief vormen voor de Achaïsche deelname aan de Trojaanse Oorlog. Het is vanuit historisch perspectief prima mogelijk dat deze oorlog werkelijk negen à tien jaar duurde.
Burgess, Jonathan S. The Tradition of the Trojan War in Homer and the Epic Cycle. Baltimore: John Hopkins University Press, 2001.
Foley, John Miles. A Companion to Ancient Epic. Oxford: Blackwell, 2005.
Grimberg, Ca