Na een verloren referendum won de nationalistische SNP bij de verkiezingen voor het Britse parlement bijna alle Schotse parlementszetels. Grote sociale problemen in Schotland liggen hieraan ten grondslag. Maar is het een democratisch resultaat?
Op 18 september 2014 koos een meerderheid van 55% van de stemgerechtigde inwoners van Schotland in een referendum voor behoud van de unie met Engeland, Wales en Noord-Ierland. Na dreigementen van financiële instellingen om hun Schotse vestigingen te sluiten en uit angst voor verlies van overheidssteun voor de olie-industrie, besloten veel kiezers het zekere voor het onzekere te nemen. En niemand wilde het veilig voelende Britse pond als betaalmiddel opgeven.
Voor de SNP was de uitslag van het referendum een bittere pil. Alex Salmond, op dat moment leider van de SNP, kondigde die ochtend zijn ontslag aan als eerste minister van Schotland en besloot zijn verklaring met de gedragen woorden: “the dream shall never die”. Op die grauwe septemberochtend leek dat meer wens dan werkelijkheid. En toen Salmond enkele maanden later bovendien een boek met gelijknamige titel uitbracht, zou een cynische waarnemer hebben kunnen concluderen, dat die afscheidswoorden commercieel gezien goed waren gekozen. Acht maanden later is echter de droom springlevend gebleken, na een denderende SNP overwinning in de Britse parlementsverkiezingen.
Behaalde de partij in 2010 nog slechts 6 zetels in Westminster, op 7 mei 2015 won ze de jackpot door 56 van de 59 Schotse zetels binnen te slepen. De tot dan toe onoverwinnelijke Labour bastions in de oude Schotse industriesteden en mijnbouwgebieden werden verpulverd. Slechts drie zetels bleven buiten SNP bereik, een voor elk van de drie unionistische partijen. Je zou bijna denken dat de SNP ze uit mededogen een kluif had toegeworpen. De huidige partijleider en eerste minister, Nicola Sturgeon, eist nu al dat op grond van deze overwinning het Schotse parlement grotere bevoegdheden dient te krijgen.
Maar hoe democratisch is die SNP overwinning eigenlijk? Hoewel niet meer dan 50% van de Schotse kiezers SNP stemde, zijn vrijwel alle zetels door de SNP gewonnen. Dat is mogelijk, omdat in elk kiesdistrict alleen een stem op de winnaar telt; elke stem op een andere kandidaat gaat verloren. Dit democratisch tekort wordt uitvergroot als je partijen met elkaar vergelijkt. De SNP won met 4,7% van alle Britse stemmen 56 zetels. De Liberal Democrats wonnen met 7,9% van alle stemmen slechts 8 zetels. Daarmee werd een partij met bijna twee keer zoveel stemmen, ‘beloond’ met zeven keer minder zetels!
De SNP zal zich daarover niet druk maken; de andere partijen hebben er voorheen immers ook profijt van gehad. Hun kiezers zal het ook worst wezen. Zij weten dat in sommige buurten van Glasgow de gemiddelde levensverwachting de laagste is van Europa. Hongerlonen, uitkeringen waar je nauwelijks van kunt leven en grauwe vervallen buurten, zijn voor hen bewijs dat de unie er niet voor hen is. Het voornemen van de nieuwe conservatieve regering in Londen, om 12 miljard op sociale zekerheid te bezuinigen, zal veel Schotten doen terugdenken aan de woorden waarmee stokebrand Alex Salmond in 1988 een toespraak van de minister van financiën verstoorde: “Poll tax for the poor, tax cuts for the rich”. Voor hen heiligt het doel dan ook de middelen. De unionistische partijen hebben immers nooit iets veranderd aan de verlammende sociale ongelijkheid.