Sigmund Freud was de grondlegger van de psychoanalyse, waarbij de verklaring voor het menselijk gedrag gezocht wordt in het onbewuste. In het onbewuste bevinden zich volgens Freud verborgen seksuele en agressieve driften, die een biologische oorsprong hebben. Hoe zit de benadering van Freud in elkaar?
Driften en instanties
Ten eerste maakte Freud onderscheid tussen 2 categoriën van driften:
– Eros is de algemene levensdrift die ervoor zorgt dat we eten, drinken, liefhebben, vitaal zijn en prestaties leveren.
– Thanatos is de doodsdrift, gericht op vernietiging of beschadiging. Deze drift ligt ten grondslag aan agressie, zelfverwonding, verslaving en het opzoeken van levensgevaarlijke situaties.
Daarnaast deelde Freud de psyche op in 3 instanties:
– het Es: hierin zitten de fundamentele driften. Dit denken trekt zich niets aan van de gevolgen voor zichzelf of iemand anders. Ook wel het primair-proces-denken of denken volgens het lustprincipe genoemd.
– het Über-ich: verzet zich tegen deze driften (het Es) en benadrukt het belang van de sociale conformiteit. Maakt onderscheid tussen goed en fout en hanteert hoge normen en het geweten.
– het Ich: probeert te bemiddelen bij de conflicten tussen het Es, het Über-ich en de buitenwereld.
Psychoseksuele fasen
Freud maakte onderscheid tussen verschillende psychoseksuele fasen gedurende het leven die de persoonlijkheid van een persoon vormen. De naamgeving van deze fasen is afgeleid van de lichaamszone waarop de erotische spanning zich die periode concentreert.
1. De orale fase(eerste 18 levensmaanden): een passieve en naar buiten toe rustige periode waarin we ons niet hoeven in te spannen en gewoon kunnen genieten van de goede dingen (oraal omdat we alles in onze mond stoppen). Als dit passieve genieten overdreven wordt, kan het leiden tot een orale persoonlijkheid > een person die onafhankelijk, conformistisch en goedgelovig is.
2. De anale fase(tussen de 1 en 2 jaar): door de zindelijkheidstraining leren we controle (die soms niet plezierig is) over ons lichaam te hebben. We leren wachten tot een geschikte gelegenheid om een bepaalde activiteit uit te voeren. Conflicten in deze periode kunnen leiden tot 2 types van anale persoonlijkheid:
– Netheid en striktheid centraal
– Rebelleren tegen ouders centraal
Tijdens de anale fase ontwikkelt het kind grote afhankelijkheid ten opzichte van de moeder en verlatingsangst. Om deze angst te bedaren internaliseert het kind de moeder als symbool van perfectie > Ich-ideaal.
3. De fallische fase(rond de 4 jaar): Freud geloofde dat het kind op deze tijd masturbatie ontdekt en hier plezier aan beleeft. Er ontstaat jaloezie bij jongentjes jegens de vader en rivaliteit voor de liefde van de moeder. Angst voor het ontdekken van deze gevoelens door de vader resulteert in castratieangst. Dit hele proces wordt door Freud het Oedipuscomplex genoemd.
Bij meisjes ontstaat penisnijd en vijandige gevoelens tegenover de moeder omdat zij een minderwaardige anatomie heeft gegeven. Later raken meisjes overtuigd dat kinderen kunnen krijgen een goed substituut is voor het hebben van een penis. Dit proces wordt het Elektracomplex genoemd.
4. De latentiefase (6 jaar): een periode van relatieve psychoseksuele rust, spelen met vriendjes (vooral van hetzelfde geslacht).
Bij de puberteit is een korte terugkeer van het Oedipus- en Elektracomplex > voorkeur voor oudere personen van het andere geslacht.
5. Genitale fase: een verstrengeling van lust en affectie, de persoon is in staat om de rol van volwassene op te nemen met verantwoordelijkheidsgevoel.
Gebeurtenissen gedurende deze fasen vormen volgens Freud onze volwassen persoonlijkheid. Een interessante theorie die door hedendaagse psychologen niet langer aangehouden wordt, maar nog altijd terugkomt in de psychologie.
Boek: "Psychologie" van Marc Brysbaert