Pesten. Bijna iedereen die dat woord leest of hoort krijgt een vervelend onderbuikgevoel. Iedereen heeft er iets mee of vindt er iets van. Het is iets van alle tijden en helaas maar moeilijk te bestrijden. De oplossing ligt niet bij het straffen van de pester. Pesten is een werkwoord. Er moet hard gewerkt worden aan de groepsdynamiek om het bij de wortel aan te pakken en de kop in te drukken. Als de deelnemers aan het proces begrijpen wat er gebeurt krijgen ze hopelijk snel de pest aan pesten.
Het proces.
Meestal is 1 persoon of een klein groepje het slachtoffer van de pesterijen. De gepeste wordt door de pester(s) belachelijk gemaakt, gekleineerd en daardoor buiten de groep geplaatst. Dit alles gebeurt voornamelijk verbaal, maar het komt ook voor dat dit non-verbaal gebeurt. Pesten gebeurt niet altijd direct aan de oppervlakte, maar vaak zijn er wel andere leerlingen die meekrijgen wat er gebeurt. Als deze leerlingen niet aangeven dat ze het onacceptabel gedrag vinden ,vaak uit angst voor de pester (s), houden zij mede de situatie in stand. Voor een leraar of groepsleider is het niet altijd makkelijk om grip te kijgen op wat er precies gebeurt. De gepeste kan zijn leven lang psychische gevolgen ondervinden van het pestgedrag. Om een einde aan het proces te maken is er bewustwording en verandering nodig bij de verschillende parijen binnen het proces.
De pester.
Het is makkelijk om meteen de pester als schuldige aan te wijzen. De pester vertoont onacceptabel gedrag, maar is onderdeel van een heel proces. Een pester is vaak een onzeker kind dat in het verleden vaak zelf is gepest. Door te pesten versterkt hij zijn positie of status en zorgt dat hij zelf buiten schot blijft. Het is dus eigenlijk een verdedigingsmechanisme dat al in werking treedt voordat er überhaupt is aangevallen. Bij de aanpak van pesten moet een pester inzicht krijgen in zijn eigen handelen. Hij moet leren dat hij zelf niet beter of sterker wordt door een ander zwak te maken, en wat de gevolgen van zijn pestgedrag voor de gepeste zijn.
De gepeste.
Het gepeste kind is vaak een onzeker kind dat onvoldoende sociale vaardigheden heeft om voor zichzelf op te komen en soms om een bepaalde reden opvallend is. Dit kan zijn door kleding, lichamelijke kenmerken, zowel positief als negatief opvallende (school)prestaties of wat dan ook. Het gepeste kind kan geholpen worden door in een goede sociale vaardigheidstraining te leren hoe het zich beter kan weren tegen pestgedrag en zelfverzekerder kan zijn. Het moet leren niet in de slachtofferrol te kruipen en met zelfvertrouwen voor zichzelf op te komen.
De omstanders/meelopers.
Dan zijn er nog de kinderen die een beetje met de pester meedoen, of het zien gebeuren maar niets doen. Zij doen mee of reageren niet uit angst om het volgende slachtoffer te zijn. Deze leerlingen moeten inzicht krijgen in hoe het proces werkt. Als ze leren dat een passieve houding de situatie in stand houdt, en zien dat ze echt invloed op de situatie kunnen uitoefenen, zullen ze misschien een volgende keer ingrijpen of de situatie met de leraar bespreken. De meelopers moeten leren dat zij het zijn die de pester zijn status verlenen en zo de situatie versterken of in stand houden.
Door het probleem met de hele groep te bespreken en iedereen op zijn verantwoordelijkheid en mogelijkheden binnen het groepsproces te wijzen is het mogelijk om pestgedrag onder controle te krijgen. Op de meeste scholen is er een pestprotocol en wordt het thema regelmatig met de leerlingen besproken. Door de openheid en het inzicht ontstaat er ,in de meest ideale situatie, een veilig pedagogisch klimaat waarin alle kinderen zich veilig kunnen ontwikkelen en mogen zijn wie ze zijn. Zichzelf.