Op 28 augustus 2012 sprak SGP-lijsttrekker Kees van der Staaij de gewraakte woorden dat maar een klein percentage van verkrachte vrouwen daadwerkelijk zwanger wordt (7 procent). De SGP trekt veel Bevindelijk Gereformeerde stemmers. Voor hen staat staat vast dat Jezus door de Heilige Geest bij de maagd Maria verwekt is. Het is juist de theorie van seksuele gemeenschap, nota bene tijdens verkrachting door een Romeinse soldaat, die deze zomer de aandacht trekt. Zo kondigde Paul Verhoeven aan dit thema in zijn nieuwe film over Jezus te verwerken en toonde de BBC een documentaire over hetzelfde thema die veel ophef veroorzaakte.
Maria moedermaagd
Christenen, ook de Bevindelijk Gereformeerden en dus de SGP gaan uit van een onbevlekte ontvangenis van Maria. Zij zou zwanger geraakt zijn zonder geslachtsgemeenschap met haar man Jozef of verkrachting. Een aardse conceptie van Jezus staat dus haaks op dit dogma en ervaren christenen ook nog eens als afbreuk aan de goddelijke status van Jezus. Dit complexe theologische idee houdt wetenschappers en gelovigen al 2000 jaar bezig. Als Jezus (deels) goddelijk was, liep God dan verkleed als mens op aarde? En waarom spreekt Jezus steeds van zijn Vader in de hemel, terwijl de kerk ook het bestaan van Jozef accepteert, de echtgenoot van Maria en dus de (stief?)vader van Jezus?
Bijbels bewijs volgens SGP
De Bevindelijk Gereformeerden en de SGP baseren zich bij de idee van maagdelijkheid op tal van passages uit het Nieuwe Testament. Dat bestaat uit de zogeheten 4 Evangeliën. Geschriften waarvan de kerk zegt dat zij de waarheid over Jezus bevatten, zijn leven, zijn uitspraken en wonderen en zijn dood. Bijbelwetenschappers hebben inmiddels ruimschoots aangetoond dat de Evangeliën op zijn vroegst tientallen jaren na de dood van Jezus zijn geschreven. De Evangeliën zijn door vele auteurs bewerkt, soms met een eigen politiek belang, en bevatten door het eeuwenlang kopiëren van de teksten veel fouten. Relevant is ook dat vroegchristelijke kerkleiders zelf in de 4e eeuw geschriften selecteerden. Andere evangeliën deden zij in de ban. De bijbelversie waarop de vooral gereformeerde SGP zich ‘van kaft tot kaft’ baseert, de zogeheten Statenvertaling uit 1637, is dus het resultaat van een proces waarin talloze mensen en belangen een rol speelden.
Vroegchristelijke kerk
In de eerste 300 jaar na Christus ontwikkelde zich het christendom zoals dat nu (ongeveer) bestaat. In die periode moest het christendom, dat vooral nog uit losse gemeenten bestond, concurreren met andere geloofsovertuigingen die vaak dichter bij de politieke macht stonden. Zo werden de beschouwingen van de Griekse filosofen nog veel aangehangen en was de Romeinse idee van een goddelijke keizer een groot obstakel om openlijk christen te zijn. Verder integreerden veel christelijke gemeenten soms lokaal gedachtegoed, deels omdat het aansloot op het christendom en deels omdat zo het draagvlak voor de jonge godsdienst groter werd.
Idee van Maria’s verkrachting
In de turbulente eerste eeuwen had het christendom niet alleen last van vervolging en terreur, maar werd het als geloof ook op de hak genomen. De 2e eeuwse Griekse schrijver Celsus was fel antichristelijk. Volgens hem hadden christenen hun joodse cultuur verraden en was hun religie vooral gebaseerd op filosofische denkbeelden. Jatwerk dus. In één van zijn stukken voert Celsus aan dat Jezus een bastaardzoon was en een Romeinse vader had. De boeken van Celsus zijn door een vroegchristelijke denker, Origenes, uitgebreid bestreden. Echter de suggestie dat Jezus’ vader een Romeinse soldaat was, wel of niet door verkrachting van Maria, liet hij in stand. De naam van die soldaat zou Panthera zijn. Het Vaticaan heeft in de 17e eeuw oude geschriften waarin dit denkgoed stond waarschijnlijk grotendeels vernietigd.
Panthera
Een verklaring van wetenschappers is dat Celsus de naam Panthera gebruikte om christenen te bespotten. In de naam zou het Griekse woord voor panter, een uiting van kracht, en maagd zijn verwerkt (parthenos). Mogelijk grijpt Celsus ook terug op strafexercities die het Romeinse leger in de 1e eeuw na Christus in Palestina uitvoerde. Die zaten vast nog in het collectieve geheugen van de bevolking. Bij de exercities werd door soldaten op grote schaal gemoord, verkracht en geplunderd om angst te zaaien. De idee van een Romeinse vader heeft vanaf de middeleeuwen extra draagvlak gekregen door vermelding in een joods geschrift met allerlei antichristelijke fabels, de Toledot Yeshu, die overigens hun oorsprong bij Origenes lijken te hebben. Tenslotte, enkele wetenschappers menen met de grafvondst in 1856 van een Romeinse soldaat die Panthera heet nieuw bewijs te hebben dat de idee van verkrachting kan kloppen. De meeste onderzoekers stellen echter dat de kans dat deze soldaat met een veel voorkomende naam én in Palestina geweest is én Maria heeft verkracht zeer klein is. De grafvondst zou dus helemaal niets bewijzen.