Karper, zeelt, paling, brasem, snoek, baars. Woorden die op iedere rechtgeaarde hengelaar een karakteristieke uitwerking hebben. Een lichte tinteling, een kleine hunker. Maar wat gaat er echt door de visser heen? Wat drijft hem, waar zoekt hij naar?

Sportvissen. als je er even bij stilstaat, is het een vreemd begrip. Vissen doe je niet voor de sport. Net zoals jagen. Ooit gehoord van sportjagen? Of is het omdat je geschoten wild niet kunt terugzetten? Sportvissen. In een rotvaart zoveel mogelijk vis uit het water pleuren, de hele zwik op het einde wegen en dan die ellende terug in het water kieperen. Compleet met startsignaal en eindvlag. Wie heeft dat bedacht? Sportvissen bestaat niet. Je kunt het niet eens vervoegen. Ik sportvis. Komaan… .

Vissen, ja, dat bestaat wel. Zowel in de dierenwereld als in de grammatica. Op school leerden we vroeger dat de mens leefde van jacht- en visvangst. Vissen heeft iets te maken met het leven. Met overleven zelfs. Is het omdat we in deze tijden onze voorraad vis en vlees uit de supermarkt halen dat we dan maar moeten 'sport'vissen? Bah. Vissen is een filosofie. Een levenswijze. Een kunst. Vissen is niet je hengel in de wagen gooien en naar de waterkant rijden. Vissen is een ritueel. Zen, maar dan zonder gezweef.

Als je besloten hebt op zaterdag te gaan vissen, begin je daar al een week of twee eerder mee. Je maakt een wandeling langs de waterkant. Kijkt uit naar mogelijke stekken. Naar de oeverbegroeiing, de schaduw van de bomen. Of de plek in een luwte is gelegen. Kortom, je leert vertrouwen op je instincten, waarvan je dan pas beseft dat je ze nog hebt. Een bewonderenswaardig relict, overgeërfd van je voorouderlijke genen en geactiveerd door je oerinstinct. 

Als je eenmaal een stek hebt gelokaliseerd, probeer je aan te voelen welk soort vis er het best te belagen zal zijn. Je gaat rustig zitten, doodstil, totdat je één word met de omgeving. Je tuurt over het wateroppervlak. Zie je op regelmatige tijden groepjes luchtbellen omhoogkomen, dan heb je te maken met brasem. Niet een echt prettig vooruitzicht, want brasem vecht niet, het is eerder een dweil die je ophaalt, al kan ie pittige afmetingen bereiken. 

Zie je snelle, achtereenvolgende luchtbellen in een kronkelende rij, dan zit er paling. Een solitaire vis die niet lang op dezelfde de plek blijft, maar blijkbaar die route meer zal volgen. Een glibberige sluwe duivel, die het je knap lastig kan maken.Trosjes zeer kleine luchtbelletjes kunnen wijzen op zeelt, of louw. Een krachtige, trotse, goudgele vis. Sterk en gespierd. Een uitdaging. 

Is er af en toe een enkele, grote luchtbel die uiteenplopt aan de oppervlakte, dan heb je te maken met wilde karper, het echte werk. Niet voor broekjes. Het vergt het uiterste van je materiaal, want schuw als ie is, mag je nylondraad niet te dik zijn en moet je behendig zijn met de reel. Soms, als er in de omgeving van de stek waterbegroeiing is in de vorm van plompebladeren en eendekroos, dan kun je plots een wilde slag in het water zien. Snoek, de koning van het zoet water. Een jager, net als jij. Zie je een zwerm kleine visjes uiteen stuiven, dan zit er baars. Een wildebras, heel smakelijk bovendien, gepaneerd in chapelure met eiwit.

Eenmaal de aard van de visstek bepaald, tref je voorbereidingen. Als het om brasem of karper gaat, ga je dagelijks, rond hetzelfde uur, aas gooien op de plek. Duivenmest, vermengd met omgewoelde grond van molshopen, wat melasse en gemalen hennep, een vleugje anijs. Als laatste voeg je je eigen, geheime recept toe. Ik kan u het mijne geven, maar dan moet ik u vermoorden… .

Je zorgt ervoor dat niemand je ziet, want het ergste wat je kan overkomen is dat op de dag der waarheid je stek is ingenomen door iemand anders, die stiekem je doen en laten heeft gevolgd. Een 'sport'visser, zeg maar. Mij is het nog nooit overkomen, maar mocht dat gebeuren, dan denk ik dat mijn oerinstinct nog andere 'kwaliteiten' in mij zal aanwakkeren.

Tussendoor kijk je je materiaal na, maakt verschillende simmetjes. Je loodt je dobber zorgvuldig uit. Knoopt nieuwe haakjes. Je controleert de reel van je hengel, speurt de nylondraad af naar onregelmatigheden. Je schikt je vismand, vult je reservemateriaal aan. Het is alles een langgerekt, heilig ritueel. Iedere dag leef je toe naar het uur U. Je gaat in de tuin zitten op je vismand met de hengel in je hand. Je staart in de verte alsof je de dobber al zachtjes ziet wiegen in het water.

De dag vóór de dag der waarheid kruip je vroeg onder de wol. Je weet dat de zon zal opkomen om 6u15 en wil ruim voor het daglicht al klaar zitten op je stek. Om 4 uur sta je op. Stilletjes. Je vrouw hoeft niet het slachtoffer te worden van je passie. Je zet koffie, smeert boterhammen, giet de koffie in een thermos en gaat op pad. In mijn geval te voet. Ik woon aan het water. Ik zou met de wagen kunnen gaan, mar ik wil het ritme van de natuur niet verstoren met lawaai en tegennatuurlijke snelheid. Bepakt met mijn vismand en hengelfoedraal wandel ik door de weilanden. Mijn laarzen nat van de nachtelijke dauw. De geur van nat gras en bemoste boomstammen prikkelt mijn neus. Ik adem diep in, de koude lucht werkt verfrissend als een pepermuntje. 

Ik kom aan op mijn stek. Zachtjes, ongehaast pak ik alles uit, monteer mijn vislijnen, bevestig het aas en werp uit. Dan ga ik zitten. Het is nog donker. Ik rol een sigaret en steek de vlam er in. Het is doodstil. Geen blaadje beweegt. Ik wacht op het wonder. Nee, niet het wonder van de eerste beet. Ik zie toch geen snars op het water. Ik wacht op de geboorte van de nieuwe dag.

Plots gebeurt het. Een flauwe schemering. Binnen enkele minuten beginnen de dingen zichtbaar te worden. Wolken nevel drijven traag over het water. Een koekoek roept in de verte. De insecten ontwaken en beginnen te gonzen. Heel in de verte hoor ik een haan kraaien. En dan, van nog verder, hoor ik een kerkklok slaan. Er verschijnen hier en daar kringetjes op het water. Een uil roept de nacht vaarwel en gaat slapen. Achter mij trekt een egel een pier uit de grond. Even zindert de natuur van geluid, een ochtendconcert dat de zon verwelkomt. Ik schenk me een koffie in en drink met kleine slokjes. Dat is waar ik twee weken naar toe heb geleefd. Dit moment. 

Zie je, dat vissen, die uiteindelijke handeling, is een excuus. Een reden. Het geeft je een geldige reden om midden in de nacht op pad te gaan om de geboorte van een dag te ervaren. Het is de legitieme rechtvaardiging voor je excentrieke uitspatting. Voor je omgeving ben je een visser. En vissers doen nu eenmaal zulke dingen. Ik denk niet dat ik een visser ben. Het is mijn alibi. 

Wat ik doe, is niet vissen. Het is een poging, een hunkering naar een geheim. Hét geheim. De zin? Het hoe, waarom? Wie weet. Misschien dat ik het dáár vind..?

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in