De eerste kalenders die werden gebruikt, waren maankalenders. Het wassen en afnemen van de maan hebben een vaste cyclus. Ideaal om tijdseenheden van maanden te maken. Probleem was dat de seizoenen zich niet laten leiden door de maan maar door de zon. Om de maankalender met de seizoenen in de pas te laten lopen, werden verschillende methodes toegepast. Dat had tot gevolg dat elk land en soms zelfs elke streek zijn eigen kalender had. Dit was lastig en de zonnekalender raakte in opkomst. Tegenwoordig worden maankalenders alleen nog voor religieuze doeleinden gebruikt.
De maankalender
Een maanmaand duurt zolang als de maan nodig heeft om rond de aarde te draaien; ongeveer 29,5 dagen. Een maanmaand duurt daarom 29 of 30 dagen. Elke nieuwe maand begint bij het zien van de nieuwe maan in de vorm van een sikkel aan de westelijke horizon, als de zon net onder is. Een dag in een maankalender duurt van zonsondergang tot zonsondergang en niet van middernacht tot middernacht, zoals een dag in de zonnekalender.
De meeste maanjaren beginnen in de lente.
Een maanjaar van 12 maanden duurt 354 dagen. In theorie duurt een maanjaar echter iets langer maar door in elke 30 jaar 11 keer een schrikkeldag in te voeren, wordt deze afwijking vrijwel opgeheven. Deze schrikkeldag wordt meestal aan de laatste maand van het jaar toegevoegd en daarom duurt deze maand in een gewoon jaar 29 dagen en in een schrikkeljaar 30 dagen.
De islamitische maankalender
In de tijd vóór de profeet Mohammed liep de Arabische maankalender – net als onze Gregoriaanse kalender – in de pas met de seizoenen. Omdat men hiervoor elk jaar 11 dagen te kort kwam, werd er eens in de twee of drie jaar een schrikkelmaand ingevoerd. In de huidige joodse kalender wordt deze methode nog steeds gebruikt.
Tijdens zijn laatste bedevaart (in 632 na Christus) ontving Mohammed een openbaring om voortaan geen schrikkelmaanden meer in te voeren. Vanaf dat moment is de islamitische kalender niet meer met de seizoenen verbonden.
Omdat een maanjaar 11 – en eens in de 4 jaar 12 – dagen korter duurt dan een zonnejaar, verschuiven de islamitische data ieder zonnejaar naar voren. Zo zullen de islamitische data uiteindelijk allemaal eens in een ander jaargetijde vallen. Vooral voor de ramadan is dit niet onbelangrijk en het geeft volgens moslims de rechtvaardigheid van Allah weer. Anders zouden de moslims in het ene werelddeel altijd in lange, hete zomerdagen moeten vasten, terwijl anderen in korte, koude winterdagen vasten.
Over 32 zonnejaren vallen de dagen van de islamitische kalender op ongeveer dezelfde data van de Gregoriaanse kalender als ze nu vallen.
De zonnekalender
Onze kalender, de Gregoriaanse kalender, is gebaseerd op de zon. Een jaar duurt zolang als de aarde nodig heeft om rond de zon te draaien; ruim 365 dagen. Eens in de 4 jaar duurt een zonnejaar 366 dagen; het schrikkeljaar. De dagen in de zonnekalender lopen van middernacht tot middernacht.
De Juliaanse zonnekalender
In 46 voor Christus bestond de toen geldende Romeinse kalender uit 10 maanden die samen 304 dagen telden. Deze kalender was in de praktijk vrijwel niet te gebruiken omdat hij sterk uit de pas liep met de seizoenen. Julius Ceasar liet een grote hervorming doorvoeren. In 45 voor Christus was het zover. Omdat de afwijking met de oude kalender enorm was, werden 90 dagen extra ingevoegd. Om de lente-evening weer in maart te laten plaatsvinden, werd er na februari een extra maand ingevoegd van 23 dagen. Bovendien werden er tussen november en december twee extra maanden ingevoegd van 34 en 33 dagen.
De lengte van het jaar werd vastgesteld op 365,25 dagen. Om weer op hele dagen uit te komen, werd er elke vier jaar een schrikkeljaar ingesteld dat een dag extra telde. Die extra dag werd toegevoegd aan februari.
De dagen werden keurig over de maanden verdeeld: 30 dagen in de even maanden, 31 in de oneven maanden. Alleen februari kreeg 29 dagen en in een schrikkeljaar 30 dagen.
Als eerbetoon aan Julius Ceasar werd zijn naam aan zijn geboortemaand gegeven.
Echter, de wijze mannen die de berekeningen moesten doorvoeren, hadden niet helemaal goed begrepen dat een schrikkeljaar elke vier jaar ingevoegd moest worden; zij deden het eens in de drie jaar. Dit systeem werd 36 jaar volgehouden maar toen was daar Augustus, die de boel liet rechtzetten. Augustus noemde een maand naar zichzelf maar omdat hij niet wilde dat hij een dag minder kreeg dan Julius, verlengde hij augustus naar 31 dagen en nam er eentje bij februari weg.
De Gregoriaanse kalender
Uiteindelijk werd het systeem van Augustus nog wat verder verfijnd. Paus Gregorius, die het in een verre toekomst zag gebeuren dat Pasen – een feest met wisselende datum – vlak na Kerst gevierd zou worden, bepaalde dat in de eeuwjaren geen schrikkeljaren vielen, behalve wanneer dat jaar deelbaar was door 400. Deze laatste aanpassing resulteerde in onze huidige kalender: de Gregoriaanse kalender. Tussen 1582 (Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Luxemburg) en 1752 (Groot Brittannië) werd de Gregoriaanse kalender in alle Europese landen ingevoerd. In de negentiende eeuw volgden de meeste landen buiten Europa. In de twintigste eeuw ten slotte, gingen China (1912), Turkije (1917) en als laatste Rusland (1918) over.