Onderwijsinstellingen hebben soms geld dat ze niet direct nodig hebben. Dit geld kan worden belegd in de hoop op een goed rendement. Maar wat mag, en wat mag niet? En hoe ziet de toekomst eruit?

Zoals elke organisatie vinden ook bij onderwijsinstellingen de inkomsten en uitgaven niet altijd op hetzelfde tijdstip plaats. Daarnaast wordt, als het goed is, elk jaar een (klein) positief resultaat geboekt, waardoor geld aan de reserves kan worden toegevoegd. Dit leidt ertoe dat organisaties soms op een berg geld zitten die in de toekomst ingezet gaat worden, maar op dit moment niet direct nodig is. Nu kun je dit geld op een bankrekening laten staan, maar je kunt beter zorgen dat dit geld nog wat rendement oplevert.

In dit artikel wordt de regelgeving rondom het beleggen door onderwijsinstellingen besproken.

Wettelijk Kader voor beleggingen door onderwijsinstellingen

In reactie op, onder meer, het IceSave debacle in 2008 is op 1 januari 2010 is de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (BenB 2010) in werking getreden. BenB 2010 is een aangepaste variant op de BenB die in 2001 in werking is getreden.

Deze wetgeving vereist een zeer defensieve beleggingsstrategie, waarbij belegd mag worden in:

  • Waardepapieren bij financiële ondernemingen in lidstaten die minimaal een AA-rating hebben, waarbij de hoofdsom gegarandeerd is

    • Looptijd < 3 mnd: A-rating of hoger (volgens twee ratingbureaus)
    • Looptijd > 3 mnd: AA-minusrating (volgens twee ratingbureaus)
  • Derivaten (mits afgesloten om een financieel risico in de toekomst te beperken.)

Essentieel is dat de kans op verlies minimaal is. Het geld van onderwijsinstellingen is immers publiek geld (geld van de belastingbetaler), dat is verstrekt om onderwijs te verstrekken.

Toekomst

Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Deze zin typeert het huidige klimaat op de financiële markten beter dan welke ook. Na de laatste rapportage zijn de nodige ontwikkelingen opgetreden, die ook voor beleggende onderwijsinstellingen van groot belang zijn. Zo ontving Ierland een “bail-out” van € 85 miljard en er wordt een nieuw “noodfonds” opgericht om landen die in de problemen komen te helpen. Ierland was één van de vier landen die voldeden aan de wettelijke eis van een AA-rating. Helaas heeft dit reddingsplan de onrust niet uit de markt gehaald, dit komt ook tot uiting in de Ierse creditratin, die is verlaagd tot A-minus, waardoor het voor onderwijsinstellingen geen beleggingsoptie meer is.

Enkele dagen nadat Ierland steun ontving, was er zelfs alweer sprake van dat België onder druk stond. België is een van de weinige landen waarin onderwijsinstellingen nog wel mogen beleggen.

Toch is de verwachting dat het steunpakket voldoende is. De aan Ierland verleende steun is gunstig te noemen. Het rentepercentage dat Ierland moet betalen is lager dan de huidige effectieve rente op Ierse staatsobligaties en de looptijd is 7,5 jaar. Dit zou Ierland voldoende ruimte moeten geven om de huishoudkas op orde te krijgen. De kans dat Ierland haar obligaties gaat afstempelen (= minder terugbetalen dan de nominale waarde) of defaulteert (= leningen niet afbetaald) is dus klein. Onderwijsinstellingen hebben dus geen reden tot zorg over de aflossingen van hun obligaties.

Minder beleggingskansen

Door de verslechterde positie van landen wordt het aantal landen en ondernemingen waarin belegd mag worden minder. Immers, door de ontwikkeling op de markten zijn de ratings van een aantal landen en ondernemingen verlaagd. Zo is de rating van Ierland op 7 december 2010 verlaagd van AA- naar A, waardoor in dit land geen nieuwe beleggingen gedaan kunnen worden.

Het is niet ondenkbaar dat het verminderen van het aantal beleggingsposities kan leiden tot een lager rendement en toegenomen volatiliteit van de waarde van onze beleggingen.


LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in