In dit artikel de Griekse voorgeschiedenis wordt verteld dat er onze kennis is ontleend aan fabels en enig archeologisch onderzoek. In dit artikel zal de nadruk liggen op de Minoische beschaving. Speciale aandacht zal worden bestyeed aan de geleerden Sir Arthur Evans, Michael Ventris en John Chadwick
De Griekse voorgeschiedenis
‘Geen enkele onwetendheid is groter dan
die welke iemand doet geloven te kennen
wat hij niet kent’.
Uit: Liber Antibarbarorum (de antibarbari)
Erasmus 1520.
De oudste Griekse nederzettingen worden door archeologische vondsten op 6000 v. Chr.
gedateerd. Waarschijnlijk betreft het hier mensen die uit klein – Azië afkomstig waren en de
landbouw hadden geïntroduceerd. Het bergachtig landschap was overigens maar voor een
zeer beperkt deel geschikt voor landbouw. Er werd in kleine nederzettingen gewoond,
levend van veeteelt en akkerbouw. In de periode waarover nu verteld wordt ( ca. 6000 v.Chr.
– eindigend met 2000 v.Chr.) werd er een niet Griekse taal gesproken. Men weet dit doordat
er woorden zijn overgeleverd die niet oorspronkelijk Grieks waren. Woorden zoals hyacinth
– Corinthe – labyrinth. Woorden met de uitgang inth zijn van niet Griekse oorsprong. Dit
geldt ook voor woorden als Knossos en hymettos.(berg in Attica) Rond 2000 v. Chr. komen
er Grieken naar het gebied. Waar zij vandaan komen of waarom zij komen is niet bekend. De
geschiedenis van de Grieken begint met fabelachtige verhalen en volksvertellingen. Dit
wordt aangevuld met archeologische vondsten waaruit een schimmig beeld ontstaat. Het is
een beeld van twee Griekse beschavingen. Als eerste de Kretenzische –of Minoïsche
beschaving, die we kunnen plaatsen in de periode 2000 – 1600 v. Chr. Daarnaast de
Myceense beschaving die we op het Griekse vasteland aantreffen en die we kunnen plaatsen
in de periode 1700 – 1200 v. Chr. Veel is onzeker en veel moet uit de heldenverhalen
gedistilleerd worden. In dit hoofdstuk zal een poging daartoe ondernomen worden, waarbij
wij ons moeten realiseren dat de oudste Griekse geschiedenis lijkt op water
waarin geen sporen achterblijven.
De Minoïsche beschaving
Kreta speelde een grote rol in de Griekse beschaving. De legendarische koning Minos gold als
de oudste Griekse wetgever die omgang had met de hoogste Griekse godheid. Op het eiland
heerste gelijkheid en gemeenschappelijk bezit. Deze koning zuiverde zijn gebied van
zeerovers en wist een groot zeerijk te stichten, waarbij hij al de eilanden van de Cycladen en
de Sporaden aan zich onderwierp. Over de Cycladen kunnen we vertellen dat deze eilanden
groep tot Europa behoort. Een bekend eiland van de Cycladen groep is Delos, waar
volgens de fabels Apollo en Diana geboren zijn. Andere bekende eilanden van die groep zijn
Naxos (het grootste) en Paros waar het beroemde witte marmer vandaan komt. De
Sporaden worden niet tot Europa, maar tot Azië gerekend. Hier is het eiland Patmos,
bekend van de evangelist Johannes[1] en Kos waar de beroemde geneesheer Hippocratis[2]
heeft gewoond. Ten zuiden van deze eilanden vindt men Rhodos en het zuidelijkste en
grootste eiland van de gehele archipel is Kreta van waaruit het rijk bestuurd werd. Daar
koning Minos duurzaamheid wilde betrachten zorgde hij voor volksplantingen (gedwongen
verhuizingen) van grote groepen mensen. Op Kreta zelf bouwde hij drie hoofdsteden
Knossos, Cydonia en Phaeastus. Het symbool van de Minoïsche beschaving is de dubbele
labrys. Een bijl die aan twee kanten scherp is. Dit symbool is ook aangetroffen op de beide
eerder genoemde eilandengroepen alsmede op de kust van klein – Azië. Historici zijn van
mening dat het vinden van de dubbele labrys in die gebieden, een bewijs is voor de
hegemonie van Kreta aldaar.
Sir Arthur Evans, Michael Ventris en John Chadwick
Veel van onze kennis over de Minoïsche beschaving danken we
aan Sir Arthur Evans. Deze archeoloog en geschiedkundige besteedde zijn gehele privé
vermogen aan opgravingen op Kreta. Hij kocht het terrein aan waarop het paleis te Knossos
gelegen was en liet 100 mensen van 1900 tot 1931 opgravingen doen. Bekend is zijn werk
‘Het paleis van Minos te Knossos’ (1935). Dit 6 delige werk wordt beschouwd als
toonaangevend voor kennis van de architectuur van de Minoïsche beschaving. Sir Arthur
Evans ontdekte ook een aantal honderden kleitabletten, die door de brand verhard werden
en hierdoor onbedoeld bewaard zijn gebleven. De mensen op Kreta gebruikten natte
kleitabletten om aantekeningen op te maken. Door het uitbreken van een brand zijn de
vochtige kleitabletten verhard en dus bewaard gebleven. Tot op heden is het schrift op de
kleitabletten, wat het linear A genoemd wordt, nog niet ontcijferd. Een ander schrift het
lineair B, dat grote gelijkenis vertoont met het linear A maar vooral op het Griekse vasteland
wordt aangetroffen, is wel ontcijferd. Dit is ontcijferd door het beroemd geworden tweetal
Michael Ventris en John Chadwick. Ventris was tijdens de tweede wereld oorlog specialist in
het ontcijferen van codeberichten en dus was hij in staat zijn opgedane kennis voor dit doel
te gebruiken. De tabletten met het lineair B schrift zijn behalve op Kreta dus vooral op het
vasteland van Griekenland aangetroffen meer in het bijzonder in Pylos aan de west kust van
de Peloponnesos. Men denkt dat de bewoners van het vasteland, doordat zij contact hadden
met de Minoïsche beschaving ontdekten dat deze een schrift hadden. Zij pasten dit in
hun eigen taal aan, naar hun eigen behoeften en zo ontstond het Lineair B.
Informatie uit kleitabletten
De kleitabletten met het lineair B geven een administratie weer van het aantal schapen, rammen
en ooien dat ieder jaar geboren werd en op welke wijze men daar een bestaan mee poogde te
verkrijgen. Door de ontcijfering hebben we inzicht gekregen in de paleiseconomie en weten
we bijvoorbeeld dat er aan het hoofd een koning of wanax stond. Behalve de mythische
overleveringen baseren historici zich tot op heden vooral op archeologische vondsten.
Hieruit blijkt dat het rijk vanuit Knossos bestuurd werd. De paleizen van de koning dienden
als bestuurlijke en religieuze centra. Er was sprake van contact met Egypte en de Hittieten
en bestuurlijk waren veel overeenkomsten met deze volken. Uit vondsten blijkt dat er
wijdvertakte handelscontacten waren met de Feniciërs. Wat opvalt is het ontbreken van
verdedigingswerken en ook worden er geen wapens gevonden. Dit zou kunnen duiden op
een vredelievend karakter van de beschaving. Hetgeen weer tegengesproken wordt door het
verhaal over de minotaurus die ieder jaar Atheense jongeren eiste als offer. Knossos werd in
1626 v. Chr. vernield door een enorme vulkanische uitbarsting op het eiland Thera. Dit
leidde het einde in van de Minoïsche beschaving. Echt zeker weten waardoor de beschaving
ophield, weten we niet. Men speculeert op een invasie, maar een invasie van wie? Misschien
door het vasteland waar inmiddels de Myceense beschaving tot bloei was gekomen?
Sommige historici beweren dit met grote stelligheid.
Voetnoten
[1] Johannes was een van de apostelen van Jezus Christus. Volgens de legende werd hij door de Romeienen in
een bad met hete olie gegooid om hem zijn geloof te doen afzweren. Hij bleef trouw aan zijn god en overleefde
het bad, Daarna werd hij door de Romeinen verbannen naar het eiland Patmos waar hij zijn openbaringen
schreef. (datering eind 1e eeuw)
[2] Hippocratis van Kos 460-370 v.Chr., was de grondlegger van de westerse geneeskunde. Hij dankt die titel aan
het feit dat hij als eerste meende dat er voor ziekten natuurlijke oorzaken waren. Voor deze baanbrekende
gedachte werd algemeen aangenomen dat de goden de veroorzakers van ziekte bij mens en dier waren.