Tijdens de watersnoodramp in 1953 verdronken meer dan 1800 mensen en dieren. Ruim honderdduizend mensen verloren hun huis en al hun bezittingen. Ook aan de omgeving richtte de ramp grote schade aan.
De ramp
De ramp vond plaats in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953. De speciale dienst die moest aangeven wanneer er stormvloed op komst was, waarschuwde dat er een zeer zware storm aan zat te komen. ’s Avonds werd er gewaarschuwd voor gevaarlijk hoog water. Dit gebeurde wel vaker, daarom gingen de mensen die avond gewoon slapen.
De Grevelingen en de Oosterschelde waren in die tijd nog open zeearmen waar het water dus zo naar binnen kon stromen. Tussen vier en zes uur ’s ochtends braken de dijken. In een aantal plaatsen stroomde het water met zo’n kracht naar binnen dat het een half uur lang wel drie meter hoog stond.
De gevolgen
Het water zette Zeeland, Zuid-Holland en Noord-Brabant voor een groot deel onder water. In veel plaatsen vielen slachtoffers, maar Duiveland en Overflakkee werden het zwaarst getroffen. Hier viel veertig procent van de slachtoffers.
In totaal verdronken er meer dan 1800 mensen en dieren. Duizenden mensen waren alles wat ze hadden kwijt. De slachtoffers van de ramp worden nu nog herdacht op 1 februari, de dag van de ramp.
Hulp
Veel mensen luisterden naar de radio. Via de radio werd er daarom ook een geldinzamelingsactie georganiseerd met de slogan ‘Beurzen open, dijken dicht’. In totaal werd er 138 miljoen gulden opgehaald voor de slachtoffers van de ramp. Vanuit de hele wereld kreeg Nederland hulpgoederen. Zelfs zoveel dat een deel uiteindelijk naar Derde Wereldlanden gestuurd is. Ook kwam er militaire hulp uit Frankrijk, België, Amerika, Duitsland en Engeland. Meteen in 1953 werd er met de opbouw van het rampgebied begonnen.
Er was zoveel geld binnengekomen dat veel mensen in het getroffen gebied er beter aan toe waren dan voor de ramp. Hierdoor kwam Zeeland in een periode van bloei terecht. Daar werd het volgende grapje over gemaakt: ‘Heer, geef ons heden het dagelijks brood en elke vijf jaar een watersnood’. Het was natuurlijk duidelijk dat de dijken beter beveiligd moesten worden. Daarom kwam de regering met het Deltaplan. De afsluiting van de zeearmen was een belangrijk onderdeel van dit plan.