Dit is een vervolg op de periodisering en duiding van de middeleeuwen In dit artikel wordt belicht hoe de middeleeuwers zichzelf zagen, welke de 19e eeuwse opvattingen over de periode waren en hoe er tegenwoordig over gedacht wordt.
http://www.historyathome.nl
Hoe dachten middeleeuwers zelf over hun eigen tijd?
Middeleeuwers zelf hadden natuurlijk geen weet van de periode die na hun kwam. Wel
blijkt uit allerlei geschriften dat zij zich verbonden voelden met de oudtestamentische
wereld,waarbij nadrukkelijk gesteld moet worden dat periodisering ook in de
middeleeuwen van groot belang was. De middeleeuwer zag zich als een
vertegenwoordiger van de laatste periode dat de aarde zou bestaan. In een periode dat
het christendom de bepalende factor in het maatschappelijk leven was, ontstond en
verbreidde zich het idee dat de loop der wereldgeschiedenis in vier perioden was ingedeeld. Zo
onderscheidde men de periode van Adam en Eva en de periode van het paradijs. Hierna kwam
de periode van de zondvloed en alles wat daaraan onmiddellijk vooraf ging. Daarna volgde de
periode van Abraham, meer in het bijzonder de tijdsspanne van de nomadische groepen onder
leiding van Abraham en de lotgevallen van Izaak en Jacob. De vierde en tevens laatste periode was
die van de tweede komst van Christus op aarde, tot aan het einde der tijden. Dit was de periode waarin
de middeleeuwers leefden en er werd verondersteld dat dit einde der tijden met het jaar 1000
zou aanbreken.[1]
Negentiende-eeuwse geleerden en hun opvattingen
De opvattingen van de 19e eeuwse geleerden kunnen we ruwweg in tweeën uiteen laten
vallen. Er was de opvatting van de rationalisten, de aanhangers van de verlichting. Zij
verachtten de middeleeuwen. Zij zagen in de middeleeuwen een periode van onbewege-
lijkheid, van starheid, donkerte, bijgelovigheid en wreedheid. Zo dacht echter niet
iedereen erover. Er waren ook de romantici. Deze mensen zagen de middeleeuwen als een
periode waarin de emotie en het gevoel de overhand hadden. Anders dan in de 19e
eeuw, waar geen plaats was voor gevoel en verbeelding, verheerlijkten zij de middeleeuwen.
Denk aan boeken als Ivanhoe en Thiery de Slingeraar (een soort Franse Robin Hood, levend
tijdens de honderd jarige oorlog). Deze Thiery de Slingeraar, ook wel genoemd Thiery de la
Fronde, werd populair doordat er in de jaren 60 van de vorige eeuw een jeugdserie onder
die naam op televisie werd uitgezonden.
Hedendaagse opvattingen over de middeleeuwen
In ons huidige tijdsgewricht wordt er heel anders tegen de middeleeuwen aangekeken.
Het is volgens kenners niet bepaald een periode van stilstand en starheid. Zo zou er volgens
Charles H. Haskin een renaissance van de twaalfde eeuw zijn[2]. Charles H. Haskin ziet dit als
een periode (beginnend ca. 1050) met veel veranderingen. Hij wijst op de kruistochten, de
ontwikkeling van de steden, het verschijnen van literatuur in de volkstaal en het ontstaan
van de gotiek. In Bologna begon men de digisten (een bloemlezing van geordende
wetsteksten van de Romeinse rechtsgeleerde Julianus) te bestuderen om zodoende het
oude recht naar 12e eeuwse maatstaven aan te passen. Het was de periode van de
scholastieke filosofie, zoals de middeleeuwse filosofie genoemd wordt. Het is de
scholastieke filosofie van Thomas van Aquino[3] en van Abelard[4] met zijn sic et non. Als de
middeleeuwen dan gekenmerkt werden door stilstand en stagnatie was dat toch zeker
vanaf 1050 niet meer het geval.
Charles H. Haskin
Als er na 1050 geen sprake meer blijkt te zijn van stagnatie, zou dit dan in de middeleeuwen
voor 1050 wel het geval zijn? Er zijn historici die beweren dat dit ook hier niet aan de orde is.
In het voetspoor van Charles H. Haskin menen zij ook een Iers – Engelse renaissance van
de 6e en 7e eeuw te onderscheiden. Want, zo beweren deze historici, het was immers in
deze uithoek van de wereld dat het christendom zijn enorme kracht ontwikkelde. Vanuit
deze gebieden kwamen Beda Venerabilis[5] en Willibrord, alsmede Bonifatius. Vanuit deze
uithoek werd de Germaanse wereld beschaafd. Er is volgens sommige historici echter meer
aanleiding om te beweren dat er voor 1050 geen stilstand was. Er was immers de
Karolingische beschaving. Het was keizer Karel de Grote die een hofschool oprichtte en die
Alcuïn, de grote middeleeuwse geleerde, aanstelde om zijn familie en belangrijkste dienaren
te onderwijzen. Via de hofschool werden de kloosters in zijn enorme gebied centra van
geleerdheid. In deze kloosters waren de scriptoria. Dit waren werkplaatsen waar monniken
boeken overschreven en koortsachtig werkten om de Grieks – Romeinse beschaving voor
het nageslacht te bewaren.
Ottoonse renaissance
Een ander voorbeeld is de Ottoonse renaissance.[6] De keizers van het Duitse rijk verbonden
zich door huwelijken met Byzantium. De schittering die daarvan uitging had enorme
consequenties voor de architectuur. Dit kwam vooral tot uitdrukking bij de Dom van
Keulen.
Als laatste wijzen vooraanstaande historici erop dat de schittering van de echte renaissance
voortkomt uit ontwikkelingen die al veel vroeger in de middeleeuwen zijn ingezet. Zonder
deze eerdere aanzetten hadden o.a. Michael Angelo, Botticelli en Leonardo da Vinci nooit
tot zulke volmaakte kunstwerken kunnen komen.
Middeleeuwen waren niet star
In dit artikel is nogal wat boven tafel gehaald. Dit was nodig. U moest overtuigd
worden, dat de veronderstelling dat de middeleeuwen star waren en zonder
hoogtepunten, naar het rijk der fabelen moet worden verwezen. De middeleeuwen waren
een uiterst boeiende periode, waarin de kiem van vele hedendaagse ontwikkelingen gelegd
is.
[1] In al de ons overgeleverde historische werken van o.a. Augustinus en Gregorius van Tours wordt gesproken
over het einde der tijden. Soms was er een indeling in zes tijdvakken, waarbij het laatste tijdvak die van de
geboorte van Christus tot aan het einde der tijden was. Ook worden een indeling in vier rijken
genoemd, waarbij het Romeinse rijk de laatste periode van het leven op aarde zou zijn. Ook in de brieven van
Paulus wordt hieraan gerefereerd.
[2] Charles Homer Haskin (1870 – 1937) was een Amerikaans historicus, gespecialiseerd in de middeleeuwen. Hij
was ook adviseur van de Amerikaanse president Woodrow Wilson. Zijn beroemdste werk is ‘The Renaissance of
the twelfth Century’( 1927). In dit werk wijst hij erop dat er naast de Italiaanse renaissance, rond 1050 een
soortgelijke periode van bloei in kunsten is geweest. Zijn belangrijkste conclusie was dat de middeleeuwen
zeker geen statische periode is geweest.
[3] Thomas van Aquino (1225 – 1274): invloedrijk middeleeuws filosoof. Hij was de eerste die onderscheid
maakte tussen het goddelijk- en het menselijk recht en de geestelijke- en de wereldlijke macht.
[4] Petrus Abaelardus (1079 – 1142): beroemd geworden door zijn werk Sic et non, waarbij hij een
methode ontwikkelde om door middel van het stellen van de juiste vragen kennis te vergaren.
[5] Beda Venerabilis (673 – 735): abt van het beroemde Engelse klooster Jarrow, van waaruit de kerstening van
West – Europa door Willibrord en Bonifatius plaatsvond.
[6] Ottoonse renaissance (936 – 1002): een beperkte renaissance tijdens de regering van de eerste drie Duitse
keizers van de Ottoonse dynastie. Deze keizers heten alle drie Otto. (Otto I, Otto II, Otto III). De Ottoonse
renaissance komt vooral tot uiting in de architectuur en werd zeer beïnvloed door contact met Byzantium.