Op 26 februari 1926 werd in het Amerikaanse Manchester – Connecticut – een jongetje geboren: Henry Gustav Molaison. Henry leed aan een vorm van epilepsie die was ontstaan na een fietsongeluk toen hij 9 jaar oud was. De epileptische aanvallen werden in de loop der jaren steeds ernstiger en begonnen een serieuze bedreiging voor zijn welzijn te vormen. In 1953 werd besloten een stukje van de hersenen weg te nemen om de epilepsie te genezen. Met desastreuze gevolgen…

Lobotomie

De eerste arts die zich bezighield met hersenoperaties, was de Zwitserse neuropsychiater Gottlieb Burckhardt. In 1888 behandelde hij zes schizofrene patiënten bij wie hij tijdens een operatie stukjes hersenweefsel wegsneed. Het resultaat was minder goed dan hij had gehoopt. Eén patiënt overleed binnen een week na de operatie, een tweede pleegde zelfmoord. Twee patiënten waren inderdaad rustiger geworden, maar zij hadden last van taalproblemen en andere kwalen. In de beste twee gevallen was er geen verbetering – noch verslechtering – opgetreden. Deze eerste hersenoperaties werden als barbaars beschouwd en de methode werd niet meer toegepast tot 50 jaar later, toen de Portugese neuroloog Egas Moniz in samenwerking met neurochirurg Pedro Almeida Lima bij 20 patiënten bepaalde zenuwen doorsneed en wat hersenweefsel weg schraapte. Deze lobotomie werd als succesvol beschouwd en in 1949 ontving Egas Moniz de Nobelprijs voor zijn werk. De Amerikaanse neuroloog Walter Freeman versimpelde de methode: hij boorde geen gaten meer in het hoofd – zoals tot dan toe steeds in navolging van Lima en Moniz werd gedaan – maar stak een ijspriem via de oogkas rechtstreeks de hersenen in. Vervolgens bewoog hij de priem een paar keer op en neer en klaar was Kees. 

De lobotomie van Henry

Niet overal in de wereld werd positief gedacht over lobotomie: zo werd in Rusland lobotomie al in 1950 verboden omdat die ‘van krankzinnigen idioten maakte’. Maar Amerika omarmde lobotomie als een methode die allerlei kwalen kon genezen: van schizofrenie tot depressies, en van epilepsie tot verstandelijke beperkingen.

Het was in deze tijd dat neurochirurg William Scoville een oplossing zag voor het probleem van Henry. De ijspriemmethode vond hij te onnauwkeurig en daarom greep hij terug op de methode van Moniz en Lima. Hij boorde twee gaten in de schedel en zoog vervolgens aan weerszijden de voorste helft van de hippocampus weg en een groot deel van de amygdala. Henry knapte goed op en de epileptische aanvallen waren verdwenen, maar al snel begon men het in het ziekenhuis vreemd te vinden dat Henry de verpleegkundigen en dokters niet herkende, ook al waren ze even daarvoor nog bij hem geweest. Langzaam maar zeker werd duidelijk dat de operatie een onverwachte ‘bijwerking’ tot gevolg had: Henry kon geen nieuwe herinneringen meer aanmaken.

Patiënt HM

Het geval trok wereldwijde aandacht binnen de hersenwetenschappen. Tot dan toe werd aangenomen dat het geheugen iets was van het hele brein, nu bleek dat een bepaalde functie – namelijk het aanmaken van nieuwe herinneringen – te maken had met de hippocampus. Henry werd het onderwerp van studie en onderzoek en onderging gedurende de rest van zijn leven duizenden tests en onderzoeken. Om zijn privacy te beschermen, werd Henry in de wetenschappelijke wereld aangeduid met zijn initialen en ‘patiënt HM’ genoemd.

Het was Suzanne Corkin – een net afgestudeerde onderzoeker – die Henry enige jaren later onder haar hoede kreeg. Er was een merkwaardig soort overlap in hun beider levens. Ze was net als Henry in Connecticut opgegroeid, in de straat waar de chirurg die Henry geopereerd had, ook woonde. Diens dochter was haar beste jeugdvriendin geweest. Gedurende de 46 jaren die nog zouden volgen, zouden ze vele uren in elkaars gezelschap doorbrengen. Voor Henry was iedere ontmoeting nieuw: Suzanne moest zich telkens opnieuw aan hem voorstellen.

Wat wel en wat niet

Hoewel Henry op bewust niveau geen nieuwe herinneringen kon aanmaken, kon hij sommige dingen toch leren: op onbewust niveau bleek hij nog wél herinneringen aan te kunnen maken. Zo leerde hij bijvoorbeeld om twee punten van een ster met elkaar te verbinden terwijl hij naar de ster en zijn tekenende hand in de spiegel keek. Hoe vaker hij het deed, hoe sneller het ging. Maar Henry was zich niet bewust van het feit dat hij de betreffende oefening al heel vaak gedaan had: elke keer was het de eerste keer voor hem. En hoewel hij Suzanne nooit herkende en haar vraag ‘hebben we elkaar al eens ontmoet’ steevast met ‘nee’ beantwoordde, bleek hij toch een speciale band met haar te hebben en was zij hem op de een of andere manier vertrouwd geworden. Ook zijn werkgeheugen functioneerde nog goed. Zo kon hij bijvoorbeeld prima rekenen en kruiswoordpuzzels oplossen.

Feitelijke dingen die hij tot 19 maanden vóór zijn operatie geleerd had – zoals de namen van de presidenten van Amerika – kende hij nog. Ook kon hij nog verschillende jeugdherinneringen ophalen, al waren het er niet veel. Bovendien was er met die jeugdherinneringen iets wonderlijks: hij kon ze niet in een bepaalde tijd of context plaatsen. Het waren losse elementen die op geen enkele wijze met elkaar verbonden waren.

Zelfbeeld

Henry wist wie hij was. Hij wist ook dat hij een lobotomie had ondergaan én dat die niet goed was verlopen. En Henry wist wat hij wel en niet leuk vond: hij hield van dieren, van kruiswoordraadsels, van de serie ‘All in the family’, van treinen en van oude films. Henry had humor, een normale intelligentie en zijn vriendelijke, open karakter was door de operatie niet aangetast. Naarmate hij ouder werd, vervreemdde hij niet van zichzelf, hij bleef – voor zichzelf en anderen – de Henry die hij altijd geweest was. Maar de ouderwordende Henry die hem vanuit de spiegel aankeek, werd langzaam maar zeker wél een vreemde voor hem.

Een vloek en een zegen

Henry’s noodlottige operatie heeft de wetenschap veel inzichten opgeleverd. Iets waar Henry zich ook bewust van was op het moment dat er expliciet met hem over gesproken werd. Net zoals hij wist dat hij alles wat hij meemaakte, zei en dacht, weer zou vergeten. Henry was nooit depressief of slecht gehumeurd. De nare dingen die in zijn leven gebeurden – zoals het overlijden van zijn ouders – hadden geen impact op hem: hij kon geen herinneringen aanmaken, óók geen pijnlijke. De vloek van zijn handicap was tegelijkertijd een zegen.

2401 plakjes

Op 2 december 2008 overleed Henry op 82-jarige leeftijd, zijn hersenen aan de wetenschap nalatend. Op voorspraak van Suzanne Corkin werden de hersenen naar een vooraanstaande hersenchirurg – Dr. Jacopo Annese – gestuurd die 2401 zeer dunne plakjes van het brein sneed. Alle plakjes zijn gedigitaliseerd opdat ze voor altijd en door iedereen over de hele wereld bestudeerd kunnen worden: de man die alles vergat, zal zelf nooit vergeten worden.

http://nl.wikipedia.org/wiki/HM
http://www.wetenschap24.nl/nieuws/artikelen/2013/april/De-man-zonder-geheugen.html
http://www.nytimes.com/2008/12/05/us/05hm.html?_r=3&pagewanted=all&

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in