Bij het Nederlandse sinterklaasfeest hoort traditiegetrouw een gedicht te zitten bij een cadeau. Vaak wordt een sinterklaasgedicht gebruikt om een beetje te spotten met de eigenaardigheden van degene voor wie het cadeau bestemd is. De gedichten zijn meestal grappig en simpel van opzet. Toch kost het maken van een geslaagd sinterklaasgedicht menigeen nog heel wat hoofdbrekens. Hieronder staan wat tips om u te helpen.
Veel gedichten hebben het rijmschema aabb (steeds twee zinnen na elkaar rijmen) of abab (zinnen 1 en 3 rijmen, evenals de zinnen 2 en 4). Daarmee maken de dichters het zichzelf best lastig: voor de helft van de zinnen moet er immers een rijmwoord gezocht worden. Een eenvoudiger rijmschema, zoals abcb, scheelt veel rijmwerk omdat nu alleen de vierde zin op de tweede hoeft te rijmen. Aan de andere kant zal het voor veel mensen leuker (en daarom toch weer makkelijker) zijn om wel het rijmschema aabb of abab te gebruiken omdat dit het lekkerst klinkt.
Het kan helpen om als basis een liedje in gedachten te nemen. Vooral kinderliedjes en andere meezingers lenen zich hier goed voor. Als u een gedicht maakt op een eenvoudige melodie, ontstaat er bijna vanzelf een goedlopend gedicht met zinnen die qua lengte en het gebruik van klemtonen lekker lopen.
Als u in een gedicht genoodzaakt bent een woord te gebruiken dat nogal ouderwets is of weinig voorkomt, gebruik dan het woord in de eerste rijmzin en eindig de volgende zin met een woord dat moderner is en wat meer zegt. Bijvoorbeeld ‘Met het drinken van zo veel bier maakt Johan geen goede sier’ is beduidend minder aantrekkelijk dan ‘Johan maakt geen goede sier met het drinken van zo veel bier’.
In een sinterklaasgedicht mag best lekker overdreven worden. Het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden kan een zin leuker en ‘voller’ maken. Bovendien kunnen deze bijvoeglijke naamwoorden goed gebruikt worden om tot de juiste lengte van een zin te komen.
De dialoogvorm – vooral met uitroepen en (verhaspelde) vaste uitdrukkingen – maakt een gedicht speels en levendig. Op spreektaalwoorden als 'hé', 'toch' of 'zeg' aan het einde van een zin kan vaak goed gerijmd worden. Ook de directe rede werkt goed. Veel variaties zijn mogelijk op zinnen die eindigen als: '…', bromde Sint in zijn baard' of: '…', zei Piet met een lach.
Het gebruik van dialectwoorden, onzinwoorden, buitenlandse woorden en populaire (jeugd)uitdrukkingen kan een gedicht grappig maken en het kan tevens het rijmen vergemakkelijken.
Persoonlijke gedichten zijn doorgaans het leukst. U kunt in een gedicht verwijzen naar iemands hobby’s, werk, bepaalde karaktereigenschappen of uiterlijke kenmerken (plagen mag maar denk er wel om dat het leuk moet blijven). Maar ook verwijzingen naar iemands wensen of het cadeautje zelf. Soms werkt het grappig als een opvoedkundig aspect overdreven belerend verwerkt wordt in het gedicht. Ook de zoektocht naar het juiste cadeau kan het onderwerp voor een gedicht zijn.
Het gebruik van clichés kan ronduit vervelend zijn maar een onverwachte wending kan juist een komisch effect hebben. Een openingszin als ‘De Sint die liep te denken, wat hij jou dit jaar zou schenken’ wordt al leuk door het toevoegen van slechts één woordje: ‘De Sint die liep te denken, wat hij jou dit jaar in zou schenken. Hij herinnerde zich nog de port van de vorige keer; nou dat was eens maar nooit weer.’
En komt u er helemaal niet meer uit: een rijmwoordenboek of het internet kan ook nog uitkomst bieden. Er bestaan op het internet ‘rijmmachines’ en ‘gedichtengenerators’ en er zijn zelfs verschillende sites te vinden die complete gedichten aanleveren. Hieronder staan enkele sites genoemd:
http://www.sinterklaasgedichten.com