Plotseling sta ik oog in oog met een oude buurman die ik verder nooit persoonlijk gesproken heb en ja, hij heeft duidelijk plannen. Wat nu?
Als ik gehoor geef aan het nadrukkelijke geluid van de bel, sta ik oog in oog met de oude buurman die achter me woont. Hij is zeven jaar geleden weduwnaar geworden en is een vrij onopvallende buurtbewoner. Hij is dik in de tachtig maar nog fit en hij fietst nog elke dag. Toen ik hier net woonde, zat hij vaak, op een van de eerste zonnige dagen van het jaar, op de bovenverdieping voor het geopende raam in het zonnetje, met naast hem zijn vrouw. Een lief plaatje en het raakte me. Ik heb er wel eens een blog aan gewijd.
We groeten elkaar al jaren en hebben op straat een enkele keer wel eens een praatje gemaakt, kort en vrij oppervlakkig, maar we kennen elkaar verder niet.
Nu staat hij hier, vastberaden, met zijn jas hoog dichtgeknoopt tegen de regen en een fietstas in zijn hand. (Fietstas? Hij woont op tien meter afstand…) Het is niet zozeer de vraag of hij even binnen wil komen, maar meer een vaststaand feit.
Ik nodig hem dus maar uit, al weet ik zijn reactie al en kordaat loopt hij door naar de woonkamer, waar ik net de bank in het midden van de kamer heb geschoven in verband met een grote stofzuigbeurt. Hij trekt zich daar weinig van aan en van de weeromstuit ga ik me er ook nog voor verontschuldigen.
“Wilt u uw jas niet even uit doen?”, vraag ik. Hij kijkt me doordingend aan en zegt: “Dan lijkt het alsof ik een tijd ga blijven…”. (Eh….? ) Ik weet niet zo goed raad met de kordate entree van deze onverwachte gast.
“Volgens mij bepaalt u dat nog altijd zelf’, reageer ik terug. Hij gaat zitten en ik ruim de stofzuiger op, zet koffie en daar zitten we dan, buurman en buurvrouw, onbekend en nu voor het eerst echt met elkaar in gesprek.
De (echt niet onaardige) man gaat van start door het uitspreken van woorden van gelijke strekking; dat we elkaar eigenlijk niet eens kennen… en vervolgt dan met een globale weergave van zijn levensverhaal. In korte tijd krijg ik te horen waar hij allemaal heeft gewoond, wat hij heeft gedaan voor de kost, hoeveel kinderen hij heeft en hoe de verstandhouding is. Hij kijkt om zich heen en voelt zich duidelijk prima op z’n gemak. Na een kleine drie kwartier maakt hij weer aanstalten om te gaan. “Ik heb nog wat voor je”, zegt hij. En uit de fietstas komen twee pakken zalm tevoorschijn die hij in mijn handen duwt. Hij geeft me drie zoenen, verraderlijk dichtbij mijn mond en verlaat met een grapje over het weer mijn huis.
Ik staar verbouwereerd naar de deur en veeg mijn wangen af om de sporen van die onverwachte hartelijkheid die iets te dichtbij kwam weer te verwijderen.
Ik kijk naar de zalm. Eén van de verpakkingen is over de datum.
Ik lach als een boerin met kiespijn en haal een hand door mijn haar.
Ik geloof dat ik sjans had.
Waha!