Antwerpen is een eigenzinnige stad. Het is een stad die de eigen bevolking koestert, terwijl mensen van daarbuiten er gemengde gevoelens over hebben. Vooral de arrogantie van de Antwerpenaren stuit sommige Belgen zeer tegen de borst. Niets zegt meer over de arrogantie van Antwerpen dan de bekende spreuk “Antwerpen is’t Stad en de rest is parking.” In deze rondleiding leren we Antwerpen beter kennen in haar historische context. . Toeristische trekpleisters komen er wel in voor, maar zullen minder de boventoon voeren en zullen worden uitgelegd in het historische kader van de stad.
Antwerpen is de grootste stad van Vlaanderen en heeft de meest bevolkte stadskern van België. De aantrekkingskracht van de stad laat zich eenvoudig raden: de haven. Al sinds de eerste mensen er woonden, in de Romeinse tijd, werd ingezien dat er hier een natuurlijke aanlegplaats was. Later, in de Merovingische periode, was hier een burcht ontstaan waarbinnen twee kerken en een castrum stond. Tijdens de inval van de Noormannen in 836 werden deze kerken echter verwoest.
Tijdens de Middeleeuwen bleef de haven groeien, vooral door de opname van het Scandinavisch havengebied. Vanaf dat moment werd de Werf (nu verdwenen) verhoogd en versterkt met een aarden wal en een ringgracht. Gaandeweg werd de haven belangrijker door (inter)regionale handel. Zo komen er rond de Grote Markt wegen richting Brussel, Mechelen, Lier en Leuven.
Rond 1200 zal de omwalling verlegd worden. Door ruimtegebrek binnen de muren zullen er twee buitenwijken ontwikkelen: Kipdorp en Klapdorp. In 1250 werd de stad (stadsrechten had Antwerpen vanaf 1221) nog verder uitgebreid. In 1315 werd de stadsvest verder uitgebreid en kwamen er torens. Later deze eeuw werd de waterlinie vervangen door een muur tussen de Rode Poort (Rodestraat) en de Schelde. In 1540 werd de stadsomwalling opnieuw uitgebreid en de Middeleeuwse veste werd hierin ingekapseld. Een paar jaar later werd in deze periode de gehate citadel gebouwd door Alva, op de plaats ten zuiden van het huidige Museum voor Schone Kunsten.
Vanaf de vijftiende eeuw ging de ontwikkeling van de stad in een stroomversnelling. Op dat moment had de stad in 1410 2.800 woningen. Hiervan was de ruiendriehoek het dichtst bebouwd. De meeste bewoning bevond zich op de flanken van de heuvels. Buiten de stadsmuur was de was de bewoning wat landelijker en bestond vooral uit hofsteden met tuinen of boomgaarden. De expansie van woningen hing uiteraard samen met de handelseconomische expansie. Niet alleen steeg de vraag naar woon- en werkruimte, vastgoed bleek tevens een gewild middel om kapitaal te fixeren of om mee te speculeren. Het aantal woningen steeg dientengevolge van 2.800 in 1410 naar 6.147 in 1496 naar 11.865 in 1560!
Als tijdens de Tachtigjarige Oorlog de Schelde wordt afgesloten en Antwerpen wordt geplunderd, gaat het achteruit met de stad. Tussen 1585 en 1796 is er geen behoefte meer om uit te breiden of verkavelen. In de achttiende eeuw merkten reizigers zelfs op dat de Meir slechts een schim was van de ‘gouden’ zestiende eeuw. Als de Schelde wordt heropend en Napoleon de haven zal stimuleren, gaat het weer beter met de haven en groeit de nood ook weer tot stadsuitbreidingen. De groei van de haven zet door tijdens Willem I, want tussen 1840 en 1875 groeide Antwerpen van middelgroot textielcentrum uit tot een top-20 haven tot zelfs de grootste haven na Londen, New York en Liverpool.
Intussen wordt er onder Napoleon voor het eerst voor een beleid gekozen, waarbij ook een stadsarchitect werd aangesteld. De stad werd verfranst in de openbare ruimte terwijl het Middeleeuwse karakter verdween. Tijdens Willem I werd dit beleid voortgezet. Hierbij waren er wel botsende belangen tussen militairen en ondernemers, zoals we zullen zien bij de Leien. Stadsontwikkeling gebeurt ook in de rijkere wijken Zuid en Zurenborg steeds planmatiger, terwijl ontwikkeling in arme wijken zoals Seefhoek nog steeds wordt gekenmerkt door speculatie door investeerders.
De ontwikkeling van de haven en de stad ging verder in de twintigste eeuw. Omwille van de haven werden delen van Ekeren, Lillo, Merksem en andere dorpen onteigend. In 1931 werden ook arbeiderswoningen en industrie op Linkeroever aangelegd. Tegelijkertijd slonk de bevolking vanaf 1920 vanwege suburbanisatie. De groene rand werd aantrekkelijker om in te wonen en ook industrie verdween uit het centrum. Randgemeenten groeiden zodat Antwerpen uitgroeide tot een nevelstad. Toch bleef Antwerpen prestigieus. In 1920 kreeg ze de Olympische Spelen, waarvoor allerlei voorzieningen werden aangelegd; en in 1930 was er de Wereldtentoonstelling, waarvoor een hele futuristische wijk werd opgericht.
Zoals de inleiding doet vermoeden zal deze rondleiding anders zijn dan één uit toeristische brochures of stadsgidsen. Deze rondleiding legt meer nadruk op het historische belang van een gebouw, plein of straat. Omdat Antwerpen zo’n grote stad is zijn er helaas veel concessies gedaan. De stad is zo groot dat er misschien wel honderden rondleidingen mogelijk zijn. Deze rondleiding komt (helaas) enkel maar in het historische hart, het Schipperskwartier en in het gebied rond de Sint-Jansvliet.
De Rondleiding
1. Bloedberg /Burchtgracht Het bestaan van Antwerpen is terug te voeren op een aantal stuifzandruggen, zoals de Koraalberg, Guldenberg en de Bloedberg (waar we staan) en een aantal landtongen, zoals de Sint-Pietersvliet, Koolvliet, Suikerrui, Sint-Jansvliet en Burchtgracht. Deze landtongen vormden een natuurlijke aanlegplaats en werden permanent bewoond vanaf de Romeinse Tijd. O.a. in burchtzone (hier) zijn sporen van vroege bewoning gevonden.
2. Sint-Pauluskerk Dit is een kerk in gotische stijl uit de zeventiende eeuw, en dat is eigenlijk zeer bijzonder. Samen met de Sint-Jacobskerk , Sint-Augustinuskerk en Sint-Ignatiuskerk staat deze kerk voor de groeiende architecturale behoefte van religieuze gemeenschappen in de zeventiende eeuw.
3. Jordaenskaai/Burchtgracht/ Vleeshuisstraat De Werf werd in de tijd van Keizer Otto II een echte burchtzone, met een aarden wal en een ringgracht.
Het Vleeshuis is het gebouw van het slagersgilde. De geuzennaam Bloedberg verwijst hier naar het druipende bloed uit het vleeshuis. Het werd rond 1250 gebouwd en later vervangen voor het huidige bouwwerk.
4. Het Steen Gebouwd rond 1200. Voor de langste tijd was dit gebouw een gevangenis. Toen De Werf en Burcht werd rechtgetrokken in 1877-84 was Het Steen het enige gebouw uit het oude hart dat overleefde.
5. Suikerrui/Kaasrui/Jezuïetenrui/Minderbroedersrui/Koolkaai Dit gebied staat bekend als de ruiendriehoek. Hier waren in de Hoge Middeleeuwen de voornaamste verdedigingswerken. Dat was een waterlinie met ophaalbruggen, zonder wallen en wachttorens. In 1250 werden de ruien gedempt.
6. Grote Markt Aangezien de ruiendriehoek volraakte, verhuisde de handel naar de Grote Markt (en de verdwenen Vismarkt) begin twaalfde eeuw.
Het laatgotieke stadhuis is pas gebouwd in 1541. Dat is opmerkelijk laat voor deze bouwstijl. Het vroegere stadhuis lag naast het schepenhuis op de Suikerrui. Het bouwareaal kwam vrij door een stadsbrand. Het huidige stadhuis is later hier gekomen in renaissancestijl en het schepenhuis werd gesloopt omdat het te klein werd.
7. Onze-Lieve-Vrouwekerk De bouw van de kerk in typisch gotische stijl zoals we die nu kennen gebeurt in 1352. Het grootste historisch-juridische belang van de Onze-Lieve-Vrouwekerk is dat hier voor het omringend land het kerkelijk recht gold. Hertogelijk recht gold hier dus niet.
8. Groenplaats Op de Groenplaats hier was in de hoge middeleeuwen het groenkerkhof gelegen. Hier werden geregeld markten gehouden die het onderhoud en uitbreiding van de kerk bekostigde.
De Boerentoren (nu de KBC) was de eerste wolkenkrabber van Europa. Toen het was gebouwd in 1931 was het de toren van de Algemeene Bankvereeniging, die connecties had met de Boerenbond. Op deze manier kreeg de toren haar bijnaam.
9. Carolus Borromeuskerk Deze kerk, oorspronkelijk de Sint-Ignatiuskerk, is gebouwd door de jezuïeten tussen 1615 en 1621. Het was een zeer dure kerk. Het verhaal gaat zelfs dat de jezuïeten failliet zijn gegaan door deze kerk. Ongeacht of dit klopt, blijkt hieruit wel hoe zwaar de kerk op het budget drukte. De bouw werd mede gefinancierd door Antwerpse families binnen het netwerk van de betrokken paters. De families moesten daarvoor wel diep in de buidel tasten. Deze financieringsmethode zegt niet alleen wat over de goodwill van de families voor de katholieke reformatie, maar ook over de verwevenheid tussen de geestelijke en wereldlijke macht in de zeventiende eeuw.
10. Sint-Kathelijnevest Rond 1200 stond ter hoogte van deze straat en de Steenhouwers-, Lombardenvest, de Minderbroedersrui en Koolvliet de omwalling van aarde en stenen poorten.
Wordt vervolgd in deel II
Deze rondleiding put niet alleen uit eigen kennis opgedaan tijdens mijn opleiding Geschiedenis, maar ook uit het prachtige werk:
DE MUNCK, Bert, VAN GOETHEM, Herman, BERTELS, Inge (red.), Antwerpen. Biografie van een stad, Antwerpen, Meulenhoff/Manteau, 2010.