Toen Nederland nog bekend stond als de Republiek had het land een aantal welvarende jaren. In deze tijd werd de West-Indische Compagnie opgericht.
De oprichting
De Verenigde Oost-Indische Compagnie was een succes in de Republiek, daarom werd in 1621 ook de West-Indische Compagnie opgericht. De schepen van de WIC mochten zorgen voor het kapen van andere schepen op zee, de buit moest meegenomen worden naar de Republiek. Dit deden ze om hun Spaanse vijand de baas te kunnen zijn. De Spaanse schepen konden inderdaad niet op tegen deze speciale kaapschepen waardoor de WIC tijdelijk veel geld opleverde. Maar na de vrede met Spanje kon de West-Indische Compagnie de reizen door grote schulden niet meer betalen en ging daarom failliet. In 1675 werd de tweede WIC opgericht.
Driehoekshandel
De handel van de WIC wordt ook wel driehoekshandel genoemd. Vanuit de Republiek vertrokken schepen naar Afrika. Hier waren speciale Nederlandse forten waar de schepen volgeladen werden met slaven. Hiervoor in de plaats kregen de Afrikanen wapens, alcohol en ijzer. De slaven moesten aan een hoop eisen voldoen. Zo mochten ze niet te oud of te jong zijn en mochten ze geen ledematen missen of ziektes hebben. Het schip met de slaven voer vervolgens naar Zuid-Amerika. Daar werden de slaven verkocht om te werken op plantages. De reis naar Zuid-Amerika duurde echter heel lang en een groot deel van de slaven kwam niet levend aan. Ze moesten met grote aantallen in een kleine donkere ruimte wachten tot ze eindelijk aan land waren. Onderin het schip kregen veel slaven allerlei ziektes door de slechte hygiëne en het ruimtegebrek. Hierdoor overleefden veel slaven de reis niet eens. In Zuid-Amerika aangekomen werden de slaven verkocht voor luxe producten zoals suiker, koffie en katoen. Deze producten werden weer meegenomen naar de Republiek en hier verkocht. De hele tocht die de schepen maakten kostte gemiddeld wel 516 dagen per schip.
Tegenwoordig
Tegenwoordig is Nederland niet meer zo trots op de WIC. Toen Balkenende een oproep deed in de Tweede Kamer om de VOC-mentaliteit weer terug te krijgen kwamen veel Surinamers woedend bijeen bij het slavernijmonument in Amsterdam. Balkenende bedoelde hiermee de handelsgeest uit die tijd en de moed om over de zeeën te varen. Maar onze fouten uit het verleden zijn nog steeds een pijnlijke herinnering voor veel mensen.