In 2009 vijf maanden in Ghana gewoond. Je weet wel, bij zo’n familie daar. Een dorpje zonder elektriciteit en stromend water. Ook gewerkt: meisjes proberen duidelijk te maken dat ze (net als mannen) bestáán. In toneelstukjes laten zien wat malaria is. Muren volgesmeerd met klei en poep. Terug in Nederland filosofie gaan studeren. Vakken van antropologie erbij. Hoe moeten/kunnen we nou oordelen over dingen die plaatsvinden in een totáál andere context dan waarin wij leven?  

“I’m sorry about the loss of your job. I will be praying to God that He may find you a reputable job again. As a Christian we always believe that difficult times are point where new windows will be opened  for you to get success. The day of brightness shall fall on you, and you will shine again in the name of our Lord Jesus Christ. Amen. Always believe in yourself. You can make it with hard study and determination. They always say that success in life is equal to hard work plus determination. God bless you and add you more life.”

Zie hier, een email van een Ghanese vriend, nadat ik hem verteld had weg te zijn gegaan bij het restaurantje waar ik een paar maanden serveerstertje had gespeeld; zowel het baantje als het ontslag lieten me eigenlijk koud. Maar zo’n reactie…

symbolen en rituelen
Voor Nederlanders is het natuurlijk wel een beetje vreemd om je vriendschap op zo’n manier te uiten. Niet zo direct, niet zo formeel, niet zo grotesk. En zo zijn er wel meer dingen die mijn Ghanese vriend op een dag zou doen of zien waarbij wij onze wenkbrauwen zouden fronsen. Wanneer hij op zijn fietsje over de zandweggetjes zou scheuren, zou hij brommertjes langs zien komen met complete families erop (ja, op één brommertje). Fietsen met geiten onder de snelbinders gebonden en kippen aan het stuur geknoopt. Totaal (maar dan ook totáál) volgepakte busjes. Winkels met namen als “Gate to Heaven Telecom”, “God is Great Loans” en “Amazing Grace Beauty Salon”. Hij zou thee met veel te veel suiker drinken. Hij zou ’s avonds zure deegballen rollen, die in een nog zuurdere slijmerige saus dopen en daarbij zijn linkerhand te allen tijde te vermijden.

Allemaal symbolen en rituelen, vanzelfsprekend gedeeld door iedereen. Een soort ongeschreven onderlinge verbintenis tussen het land en de mensen.

Strauss' structuur
Laatst las ik iets van Lévi-Strauss (Frans cultureel antropoloog, 1908-2009). Wanneer we een dag uit het leven van mijn vriend de Ghanees zouden bekijken, lijken veel dingen ons op het eerste gezicht, vreemd, vies of gewoon ‘not done’. Maar, zo zegt hij, wanneer we kijken naar de onderliggende structuur van deze uitingen van cultuur en door de oppervlakkige verschillen heenkijken, kunnen we deze leren begrijpen. In welke context vinden deze rituelen plaats? Wat zijn de waarden die erachter liggen?

Bovendien kunnen we op deze manier betekenis geven aan onszelf en de wereld: de “onwankelbare basis van de menselijke beschaving” kan blijkbaar niet in onze eigen samenleving gevonden worden. Ook onze eigen rituelen zijn niet langer vanzelfsprekend en alleen zinvol binnen hun eigen context.

Een voorbeeld: wanneer wij hier beelden zien van (Ghanese) weeskinderen, dan willen we wat dóen. Helpen. Een makkelijk visualiseerbaar en voor de hand liggend westers idee is dan het bouwen van weeshuizen. Een schijnbaar zinvolle oplossing, die binnen de westerse context met westerse waarden ook zou werken. Maar, in een land met een totaal andere ‘structuur’ dan de onze kan het implementeren van zo’n idee wel eens totaal andere gevolgen hebben:

Familiebanden in de Ghanese samenleving zijn enorm veel hechter dan hier. Mensen hebben elkaar echt nodig en uiten hun loyaliteit op een in onze ogen grootse manier. In dit hechte netwerk van vrienden, buren en familie worden kinderen als het zo uitkomt makkelijk even ‘gewisseld’. De bouw van weeshuizen schijnt dan ook afbreuk te doen aan deze onderlinge steun en verbondenheid. Het is de vanzelfsprekende taak van de overige familie om voor verweesde kinderen te zorgen. Vandaar dat álle weeshuizen die je in Ghana aan zult treffen ‘kunstmatige’ westerse weeshuizen zijn, geen Ghanese.

Bij het kijken naar, oordelen over of handelen in iets dat buiten onze platte, polderige context om gaat, moeten we ons ook beter bewust zijn van de verandering van die context. Overwegen dat er misschien sprake is van een andere samenhang, andere structuur, andere waarden. Dat datgene wat van toepassing is op ons, ergens anders misschien totaal onpassend is. "Wat voor kleur heeft Afrika? Donkergeel, donkerrood, donkergroen, donkerblauw en donkerdonker. Voor het eerst zag ik zwarte mensen op hun eigen grondgebied, hoe kan ik het onder woorden brengen, op hun eigen plek, nee, ik bedoel op de juiste stek, waar hun mooie zwarte kleur beter uitkwam." (Kader Abdollah)

Claude Lévi-Strauss – 'Tristes Tropiques' (1955) – ‘Het trieste der tropen’ (2004)

Kader Abdolah – ‘Portretten en een oude droom’ (2003)

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in